Fronttoneel

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

kwam tot stand aan het IJzerfront op initiatief van koningin Elizabeth.

Bedoeling was een Nederlandstalig theatergezelschap op te starten naar analogie van het Franstalige Théâtre de l'Armée de Campagne (ook Théâtre de la Reine genoemd), dat einde 1917 was opgericht. Onderluitenant Frank Danckaert, die belast was met de uitvoering, ging om raad bij Cyriel Verschaeve en kwam uiteindelijk bij Oscar de Gruyter terecht, die de leiding van het gezelschap op zich nam. De officiële naam van de groep luidde Vlaamsche Afdeeling van den Schouwburg der Koningin; de gebruikelijke naam 'Fronttoneel' raakte pas na de oorlog algemeen verspreid. De eerste troep was samengesteld uit de heren De Gruyter, Juliaan Platteau, J. Rouckhout, H. en O. Laloo, A. Maes, M. van Daele, D. Walleyn en de dames B. en M. d'Heere, M. Denys, J. van Middelem-Mathis, M. Walraf. Later kwamen daar nog diverse acteurs en actrices bij: onder hen J. Cammans en J. de Coen.

Na heel wat problemen en de tussenkomst van Maria Belpaire werden na de paasdagen van 1918 de bovengenoemde soldaten ontslagen van werkelijke dienst en ingedeeld bij de Compagnie des Travailleurs in Hoogstade. Later kwamen ook de dames erbij en verhuisde het gezelschap naar De Panne (Compagnie d'Artillerie), waar de eerste opvoering werd voorbereid. Om het gebrek aan theaterervaring te compenseren organiseerde De Gruyter een miniopleiding met lessen in acteren, voordracht schermen enzovoort.

De eerste opvoering had plaats in de Schouwburg van de Koningin te Hoogstade (Warenar, 21 mei 1918). Andere speelplaatsen waren het hospitaal l'Océan in De Panne en de schouwburgzaaltjes van Vinkem en Alveringem. De speel- en werkomstandigheden waren armoedig.

Tussen mei 1918 en het grote offensief van oktober 1918 werden vier stukken opgevoerd: Warenar van P.C. Hooft (mei, juni), Freuleke van Herman Roelvink (juni, juli), Starkadd van Alfred Hegenscheidt (juli, augustus) en Het belang van Ernst van Oscar Wilde (september).

Tijdens het bevrijdingsoffensief werd het gezelschap ontbonden. Na de wapenstilstand bracht het Fronttoneel nog enkele voorstellingen in België (onder meer in de schouwburgen van Antwerpen, Brussel, Gent, Brugge) en in bezet Duitsland ten bate van filantropische organisaties. Na de demobilisatie van De Gruyter werd nog een vijfde stuk opgevoerd: Minnespel van Schnitzler, met een uitgebreide cast (onder wie Staf Bruggen en S. en C. van de Wiele).

De mythische versluiering van het Fronttoneel maakt het moeilijk een beschrijving te geven van de artistieke kwaliteiten die deze grotendeels uit amateurs samengestelde troep produceerde. De directe receptie werd zwaar geconnoteerd door de onmiddellijke en gruwelijke oorlogscontext en door de als onderdrukking aangevoelde situatie van de Vlaamse frontsoldaten. Cultuurhistorisch was ongetwijfeld van belang dat vele gewone Vlamingen hier voor het eerst kennismaakten met een internationale (Wilde, Schnitzler) of Nederlandstalige (Hooft, Hegenscheidt) theatercanon, en dat hierdoor de basis werd gelegd voor de grote publieksbasis van het theater tijdens de jaren 1920.

De cultuurhistorische aandacht voor het Fronttoneel is vanuit de geschiedenis van de V.B. ruimschoots te verantwoorden. Voor de theatergeschiedenis daarentegen is het Fronttoneel in zijn erg korte bestaan maar van perifeer belang geweest. De artistieke beïnvloeding van het naoorlogse theater was eerder gering: de opvattingen van De Gruyter over repertoire, speelstijl, opleiding en openluchttheater hadden al min of meer vorm gekregen in de Vlaamsche Vereeniging voor Tooneel en Voordrachtkunst of de Gentse Toneelschool, en de interactie met het beroepstoneel was klein. Het Fronttoneel is wel qua model van productie en receptie een testruimte geweest voor het latere Vlaamsche Volkstooneel, dat van meet af aan werd geconcipieerd als een rondreizend gezelschap onder leiding van De Gruyter (1920-1924).

Literatuur

J. Platteau, 'Dr. De Gruyter onder den oorlog', in Dr. Jan Oskar de Gruyter. Zijn levenswerk, 1934; 
Stille Getuigen 1914-1918. Kunst en geestesleven in de frontstreek, 1964; 
H. Vanderheyden, Een bijdrage tot de geschiedenis van het Vlaamse Volkstoneel. Het repertoire vanaf zijn voorloper het fronttoneel tot de triomfen in Parijs (1917-1927), KUL, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1972.

Auteur(s)

Luc Schepens; Geert Opsomer