Fredericq, Paul
(Gent 12 augustus 1850 – Gent 30 maart 1920).
Was de zoon van de geneesheer Caesar Fredericq en van de zuster van de Gentse hoogleraar François Huet. Fredericq was ook verwant met de letterkundigen Rosalie en Virginie Loveling en Cyriel Buysse, met de latere Gentse hoogleraren in de rechten, ererector baron Louis en Simon Fredericq, met Julius Mac Leod en de Luikse hoogleraar Louis Fredericq. Hij studeerde aan het Atheneum te Gent, waar vooral Max Rooses en Jacob F. Heremans blijvende invloed uitoefenden op zijn Vlaamsgezindheid. Vanaf 1867 studeerde hij aan de Ecole Normale des Humanités te Luik, waar hij op 12 augustus 1871 geaggregeerde voor het middelbaar onderwijs werd. Van 1871 tot 1872 was hij leraar middelbaar onderwijs te Mechelen, van 1872 af te Aarlen. Op 19 juni 1875 behaalde hij aan de Rijksuniversiteit Gent (RUG) het speciaal doctoraat in de geschiedenis met een proefschrift over de politiek der Bourgondische hertogen in de Nederlanden.
In 1875 werd Fredericq tot leraar benoemd aan het Atheneum te Gent. Reeds op 14 oktober 1879 werd hij bovendien buitengewoon hoogleraar voor de Nederlandse letterkunde aan de Luikse rijksuniversiteit. Door de toevoeging van de hedendaagse geschiedenis en de geschiedenis van België had hij vanaf 1880 een voltijdse leeropdracht. Op 13 december 1883 kreeg hij aan de RUG, bij het emeritaat van Heremans, de leerstoel Nederlandse en algemene literatuur. Sinds 1890 doceerde hij er bovendien de geschiedenis van België en de praktische oefeningen in de geschiedenis. Fredericq speelde, ook onder invloed van zijn Luikse collega Godefroid Kurth, een aanzienlijke rol bij het introduceren van de praktische werkcolleges naar Duits model in België en doceerde te Gent van meet af aan in het Nederlands. Van 1891 tot 1895 was hij liberaal lid van de Gentse gemeenteraad. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij wegens zijn verzet tegen de vernederlandsing van de RUG door de Duitse bezetters op 18 maart 1916, samen met Henri Pirenne, in hechtenis genomen en overgebracht, achtereenvolgens naar Gütersloh, Jena en Bürgel (bij Jena). In januari 1919 werd hij tot eerste naoorlogse rector van de RUG gekozen, doch reeds in april nam hij ontslag.
De liberale opinie van Fredericq was vrij vroeg in zijn leven gekoppeld aan deïsme en protestantisme. Dit was terug te voeren tot de invloed van zijn oom, de in Gent docerende Franse progressieve wijsgeer Huet en van het moderne protestantisme van de Luikse hoogleraar Emile V. de Laveleye. Ook de grote ruzie tussen klerikalen en antiklerikalen naar aanleiding van de herdenkingsfeesten van de Pacificatie van Gent, waarin Fredericq een belangrijk organisatorisch aandeel had, verklaren zijn overgang tot het protestantisme (1876).
Fredericq was een vooraanstaande figuur in de V.B. Door zijn wekelijkse bijdragen in Het Volksbelang, waarvan hij sinds 1867 medewerker en sinds 1883 redacteur was, en door zijn geschiedenis van de V.B. (tot 1908), een analytisch-objectivistisch betoog, was hij zowat de officiële ideoloog van het liberaal flamingantisme. Van 1887 tot 1920 was hij voorzitter van de Gentse afdeling van het Willemsfonds. Hij richtte in die functie vijf volksbibliotheken op, waarvan één deels uit eigen middelen. In het Willemsfonds ijverde hij met Florimond van Duyse voor Vlaamse liederavonden. In 1903 stichtte hij het Julius Vuylsteke-fonds, om de publicatie van Vlaams-vrijzinnige werken te bevorderen. Door zijn afkomst had zijn stem ruime weerklank in de gegoede burgerlijke, zelfs Fransgezinde, milieus. Hij was in 1894 ook een der oprichters van het Hooger Onderwijs voor het Volk. Hij speelde in de faculteit en als rector een grote rol in de actie voor de vernederlandsing van de RUG. Hij was echter meer pragmaticus dan radicaal en speelde daardoor ietwat cavalier seul met zijn plan voor geleidelijke overgang. De vijandige stemming van zijn collega's tegen zijn nochtans gematigde houding (hij pleitte eigenlijk enkel voor een tweetalig statuut) was mede oorzaak van zijn ontslag als rector.
Buiten de grenzen streefde hij naar culturele integratie met Nederland, was actief in het Algemeen-Nederlands Verbond en had een groot aandeel in de organisatie van menig Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres vanaf 1872. Naar Frans-Vlaanderen ondernam hij tussen 1871 en 1897 vijf reizen, waarbij hij contact zocht met vooraanstaande Nederlandstaligen. Zijn plan tot verheffing van de moedertaal, dat onder meer de betekenis van catechismusonderwijs, volksboekerijen en -almanakken in het Nederlands benadrukte, vond niet de gehoopte weerklank bij het Comité flamand de France (1897). Toch oefende hij enige praktische invloed uit door de Willemsfonds-afdeling Veurne in die zin aan te moedigen.
Was Fredericq aanvankelijk flamingant, dan liet hij zich later inpalmen door de weinig Vlaamsgezinde liberale partij en door standpunten van de Franstalige Gentse burgerij.
Werken
Corpus documentorum Inquisitionis haereticae pravitatis Neerlandicae, 5 dln., 1892-1897;
Schets eener geschiedenis der Vlaamsche Beweging, 3 dln., 1906-1909;
Het Nederlandsch proza in de 16de eeuwsche pamfletten uit de tijd der beroerten, 1907;
Codex documentorum saceatissimarum indulgentiarum neerlandicarum (1300-1600), 1922.
Literatuur
H. Pirenne, 'Notice sur Paul Fredericq', in Annuaire de l'Académie Royale des Sciences, Lettres et Beéux-Arts de Belgique (1924), p. 311-374;
Ons 75-jarig jubelfeest (1851-1926), 1926;
M. Basse, De Vlaamsche Beweging van 1905 tot 1930, I, 1930;
L. Fredericq, Notes sur la famille Fredericq-Beaucarne, 1940;
F.L. Ganshof, 'P. Fredericq', in Annales de la Société d'Histoire du protestantisme belge, jg. 4, nr. 3 (1954);
A. Vanhove, 'Het Willemsfonds en Frans-Vlaanderen', in Ons Erfdeel, jg. 10, nr. 1 (1966), p. 9-21;
L. Milis, 'Een onverwacht getuigenis over de invloed van Paul Fredericq', in Ons Erfdeel, jg. 11, nr. 2 (1967), p. 156-157;
E.C. Coppens, 'Paul Fredericq', in NBW, VI, 1974;
R. Seys, Paul Fredericq (1850-1920). Biografie van 1914 tot 1920. Inventaris van de briefwisseling van 1884 tot 1920, RUG, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1979;
H. van Werveke, 'Paul Fredericq in de spiegel van zijn dagboek', in Mededelingen van de KAWLSK (1979);
A. Deprez (e.a.), 'Facetten van de Paul Fredericq-studie', in WT, jg. 41, nrs. 2-3 (1982), p. 65-75 en p. 129-149;
E.C. Coppens, Paul Fredericq, 1990;
L. Jorissen, 'Paul Fredericq en Frans-Vlaanderen', in WT, jg. 50, nr. 3 (1991), p. 158-167;
A.M. Simon-Van der Meersch, Proffen in de straat, 1994.
Verwijzingen
zie: historiografie, liberale partij.