Flamen, Gustaaf-Hendrik
(Brussel 24 mei 1837 – Brugge 26 maart 1920).
Had als leraars Leonardus L. de Bo en Guido Gezelle die hem een West-Vlaams taalbewustzijn bijbrachten en zijn aandacht voor de Vlaamse kwestie stimuleerden. Enkele maanden voor zijn priesterwijding werd Flamen als leraar in de voorbereidende afdeling van het college van Kortrijk benoemd. Als lesgever stapte hij in de voetsporen van Gezelle en streefde hij de zelfstandige persoonsvorming van zijn leerlingen na. Omdat hij de afstand met zijn leerlingen niet kon behouden, werd hij in 1867 overgeplaatst naar het Klein Seminarie van Roeselare. Tijdens het schooljaar 1868-1869 had hij er Albrecht Rodenbach als leerling. Flamen oefende een belangrijke invloed uit op de ontwikkeling van de jonge Rodenbach, met wie hij een vertrouwensrelatie opbouwde. Hij wekte Rodenbachs belangstelling voor de V.B., spoorde hem aan zich meester te maken van de Nederlandse taal en trachtte zijn literaire aanleg aan te scherpen.
Tijdens zijn leraarschap te Roeselare begon Flamen te publiceren. Als redactielid van Rond den Heerd schreef hij (reis)verhalen, liederen en poëzie. In 1872 verscheen zijn boek over paus Pius IX. De Brugse bisschop Johannes Faict tikte hem hiervoor op de vingers omdat het werk, bestemd voor leerlingen, in een te provincialistische taal was geschreven. In augustus 1873 kwam er een einde aan zijn loopbaan van leraar en werd hij kapelaan in Ruiselede. Zijn Vlaamsgezindheid en methode van lesgeven, die door de bisschop en superior Henri Delbar werden afgewezen, liggen vermoedelijk aan de basis van zijn verwijdering. In Ruiselede en omstreken speelde hij een belangrijke rol in het vervlaamsen van het culturele leven. Voor plaatselijke verenigingen schreef hij verscheidene gedichten en toneelstukken, waarin veelal een oproep tot Vlaamsgezindheid was ingebouwd. Bijdragen van zijn hand verschenen ook in de Almanak voor de leerende jeugd van Vlaanderen en De Vlaamsche Vlagge. Daarnaast was hij nog lid van Met Tijd en Vlijt en medeoprichter van de Tieltse Davidsfondsafdeling. In 1893 werd hij pastoor van Meetkerke. Ter gelegenheid van de 600ste verjaardag van de Guldensporenslag schreef Flamen een groots drama dat in Kortrijk zou opgevoerd worden. Uiteindelijk ging de uitvoering niet door: officieel omwille van technische redenen, officieus omwille van enkele royalistische en anti-Franse passages in Flamens werk. Voor- en tegenstanders vochten een felle polemiek uit over de ware toedracht van de afgelasting.
Werken
Artikelen in De Vlaamsche Vlagge; Rond den Heerd; De Landbouwer; Handelingen van de Gilde van Sinte Luitgaarde;
Pius IX paus van Roome, 1872;
Het groot vaderlandsch mimodrama van Groeninghe ofte van de Gulden Sporen in zeven tafereelen, 1902.
Literatuur
A. Demeulemeester, 'Gustaaf-Hendrik Flamen (1837-1920), zijn heengaan uit Roeselare: augustus 1873', in Rollariensia, jg. 11 (1979), p. 17-158;
P.J. Verstraete, 'Gustaaf-Hendrik Flamen: besproeit en kweekt', in VWS-Cahiers, jg. 23, nr. 133 (1988);
id., 'Flamen, Gustaaf-Hendrik', in NBW, XIII, 1990;
A. van Severen, 'Gustaaf-Hendrik Flamen', in Oud Ruysselede, nrs. 1, 2 en 4 (1991), p. 3-13, p. 74-80 en p. 171-178; nrs. 1 en 4 (1992), p. 5-13 en p. 204-211; nrs. 1 en 3 (1993), p. 6- 12 en p. 119-124, nrs. 1 en 4 (1994), p. 9-20 en p. 149-156.