Eyskens, Gaston
(Lier 1 april 1905 – Leuven 3 januari 1988).
Groeide op in een gezin dat behoorde tot de kleinsteedse en vaderlandslievende burgerij, maar kwam toch snel in contact met de V.B. Tijdens zijn studentenjaren sloot Eyskens zich aan bij het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond. Na schitterende studies aan de Leuvense universiteit (doctor in de handelswetenschappen, 1930 en doctor in de politieke en sociale wetenschappen, 1931) en aan een aantal buitenlandse universiteiten (onder meer de Columbia University in New York) begon hij in 1931 aan een academische loopbaan. Hij was van bij de oprichting lid van de commissie die de vernederlandsing van de colleges aan de Leuvense universiteit doorvoerde. Als jong hoogleraar economie ging zijn belangstelling naar de economische achterstelling van Vlaanderen. In flamingantische organisaties, zoals het Davidsfonds, het Vlaams Economisch Verbond en de Katholieke Vlaamsche Landsbond (KVL), bepleitte hij in navolging van Lodewijk de Raet de noodzaak van een Vlaamse economische elite. In het midden van de jaren 1930 nam Eyskens afstand van het Vlaamse minimumprogramma. In de KVL, waarvan hij bestuurslid was, kwam hij op voor een homogeen eentalig en territoriaal afgebakend Vlaanderen, bestuurd door een raad die over eigen bevoegdheden beschikte. Samen met andere Leuvense hoogleraren maakte hij deel uit van de groep Nieuw Vlaanderen en van de redactieraad van het gelijknamige weekblad Nieuw Vlaanderen dat eind 1934 voor het eerst verscheen en de Vlaamsche Concentratie verdedigde. Op het congres van de Vlaamsche Concentratie (19 juli 1936) behoorde Eyskens tot de gemandateerde sprekers. Samen met andere vooraanstaande leden van de Katholieke Vlaamsche Volkspartij (KVV), de Vlaamse vleugel van de katholieke partij, waarin Eyskens zich in het begin van de jaren 1930 via de christelijke arbeidersbeweging geëngageerd had, voerde hij onderhandelingen met een afvaardiging van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) over een mogelijk samengaan. Hij ondertekende mee het Beginselakkoord KVV-VNV dat op 8 december 1936 tussen beide delegaties werd gesloten. Onder meer door het verzet van het episcopaat en het Algemeen Christelijk Werk(nem)ersverbond (ACW) bleef deze federalistisch geïnspireerde overeenkomst dode letter. Na de mislukking van de Vlaamsche Concentratie legden de bisschoppen Eyskens samen met drie andere hoogleraren een spreekverbod op politieke vergaderingen op. Hierna trok hij zich terug uit de redactieraad van Nieuw Vlaanderen en uit de bestuursorganen van de christelijke arbeidersbeweging en de katholieke partij.
Geleidelijk werkte Eyskens zich echter opnieuw op de politieke voorgrond. In april 1939 werd hij verkozen tot volksvertegenwoordiger voor de katholieke partij. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog vluchtte hij met zijn gezin naar Frankrijk, waar op 31 mei 1940 hij te Limoges deelnam aan de vergadering van de Belgische parlementsleden die de houding van Leopold III afkeurde. In september 1940 keerde hij naar Leuven terug. Na een korte schorsing door de Duitsers kon hij voor de verdere duur van de bezetting zijn academische activiteiten voortzetten.
Na de bevrijding begon Eyskens aan een lange ministeriële loopbaan als vertegenwoordiger van de Christelijke Volkspartij (CVP). Hij werd minister van financiën in de regering-Achille van Acker I (1945) en de regering-Paul-Henri Spaak-Eyskens (1947-1949). Na de verkiezingen van juni 1949 vormde hij een regering met de liberalen die de Belgische frank devalueerde en een volksraadpleging over de terugkeer van koning Leopold III organiseerde. Dit raadgevende referendum bracht evenwel geen oplossing en Eyskens nam met zijn regering in maart 1950 ontslag. Na de ontknoping van de Koningskwestie onder de daaropvolgende regering-Jean Duvieusart (1950), waarin Eyskens minister van economische zaken en middenstand was, stapte hij uit de regering omdat hij door zijn partij medeverantwoordelijk werd gesteld voor de troonsafstand van Leopold III. Eyskens' politieke comeback bleef echter niet lang uit. In december 1952 werd hij voorzitter van de CVP-Kamerfractie. Als fractieleider en als hoogleraar pleitte hij tijdens die jaren herhaaldelijk voor een regionale economische politiek. In 1955 richtte hij samen met zijn collega Karel Pinxten aan de Leuvense universiteit het Centrum voor Economische Studiën op, dat baanbrekend onderzoek verrichtte op het vlak van de regionale welvaartspolitiek.
Toen Eyskens na de verkiezingen van juni 1958 opnieuw eerste minister werd – eerst van een homogene CVP-minderheidsregering (1958), nadien van een CVP-liberale regering (1958-1961) – zette hij zijn ideeën over de regionale economie in een wettelijk kader om. De expansiewetten van 1959 lagen mee aan de basis van de hoge economische groei en de algemene welvaartsverhoging tijdens de jaren 1960, in het bijzonder in Vlaanderen. Vóór de goedkeuring van de expansiewetten had Eyskens met het schoolpact van november 1958 de verzoening in de reeds jaren aanslepende onderwijskwestie gerealiseerd. Zijn regering verleende op 30 juni 1960 ook de onafhankelijkheid aan Belgisch Kongo. Daarna ging haar aandacht naar de sanering van de overheidsfinanciën. Zij werkte een reeks maatregelen uit die in de zogenaamde Eenheidswet werden gebundeld. Tegen de Eenheidswet brak in de winter van 1960-1961 een vier weken durende staking uit die in Wallonië algemeen was en nogmaals illustreerde dat Vlamingen en Walen andere politieke, economische en sociale opvattingen hadden.
Na de verkiezingen van maart 1961 verdween Eyskens uit de regering. Hij stond kritisch tegenover de in 1962-1963 door de regering-Theo Lefèvre-Spaak gerealiseerde taalwetten (taalwetgeving). Hij kantte zich tegen de taalpariteit onder de hoge ambtenaren en tegen de invoering van faciliteiten in een aantal Brusselse randgemeenten. Eerder onverwachts werd hij minister van financiën in de regering-Pierre Harmel (1965-1966). In 1968 werd hij opnieuw eerste minister van een door de CVP en de Belgische Socialistische Partij (BSP) geleide regering. Hoewel die niet over de vereiste tweederde meerderheid beschikte, slaagde zij erin in december 1970 een grondwetsherziening te doen goedkeuren die het einde van de unitaire Belgische staat inluidde (staatshervorming en federalisme). Een geregionaliseerde eenheidsstaat waarin de cultuurgemeenschappen en gewesten mogelijkheden tot zelfontplooiing kregen, kwam in de plaats. Eyskens beschouwde de grondwetsherziening als het grootste succes uit zijn parlementaire loopbaan omdat het de realisatie was van zijn federalistisch jeugdideaal. Na de verkiezingen van november 1971 kwam Eyskens opnieuw aan het hoofd van een CVP-BSP-regering. In februari 1972 werd door de verschillende partijen, met uitzondering van de Volksunie, het Cultuurpact ondertekend, maar voor het overige boekte Eyskens geen wezenlijke vooruitgang bij de uitvoering van de grondwetsherziening. Om die reden nam hij in november 1972 met zijn regering ontslag. Enkele maanden later, in juni 1973, zegde Eyskens de politiek vaarwel.
Literatuur
G. Durant, Minister van Staat Gaston Eyskens. Een biografie, 1983;
J.-C. Ricquier, Le Vicomte Eyskens: souvenirs et commentaires, 1984;
J. Smits, Gaston Eyskens. Het laatste gesprek, 1988;
H. Gaus (ed.), Politiek Biografisch Lexicon, 1989;
J. Smits (red.), Gaston Eyskens. De Memoires, 1993.
Verwijzingen
zie: staatshervorming.