English, Joe (eigenlijk Joseph) A.M.
(Brugge 5 augustus 1882 – Vinkem 31 augustus 1918).
Was de zoon van de Ierse goudborduurder Henri English, die in Brugge een kunstatelier had. English studeerde aan de Brugse Stedelijke Academie en aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen, waar hij leerling was van de Juliaan de Vriendt en vriendschap sloot met diens zoon Sam de Vriendt. In 1907 was hij laureaat van de Godecharleprijs.
Al voor 1914 verwierf English bekendheid in de V.B. Tekeningen van zijn hand verschenen in De Blauwvoet, De Vlaamsche Vlagge en Jong Dietschland. Hij tekende prentkaarten ter illustratie van het drama Gudrun van Albrecht Rodenbach en ontwierp het huismerk van de uitgeverij Lannoo. Hij hield ook lezingen voor studentenbonden en maakte ontwerpen voor hun gildenvlaggen. In 1913 schilderde hij een portret van Cyriel Verschaeve, die hem herhaaldelijk heeft aangemoedigd.
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd English opgeroepen. Hij kreeg bij de aftocht naar Frankrijk een zware gewrichtsontsteking, en kwam, na verblijf in een hospitaal in Calais, in een compagnie van travailleurs terecht. Juliaan Platteau vond hem uiteindelijk terug als kasseilegger in Boezinge. In 1916 werd hij toegevoegd aan het onderzoekscentrum voor de bescherming tegen stikgasaanvallen, dat in het college van Veurne onder leiding stond van dokter Frans Daels. Dat college was ook het centrum van het Secretariaat der Katholieke Vlaamsche Hoogstudenten. English bezorgde illustraties voor de publicaties (brochures, prentkaarten en sluitzegels ter bestrijding van alcoholisme, zedeloosheid en analfabetisme) van het Secretariaat, ontwierp de Heldenhulde-zerk en leverde ook grafisch werk voor het blad De Belgische Standaard. De bekende sluitzegels met de slogans "Zedelijk volk, groot volk", "Houd u fier, houd u rein", "Ik dien", "Om Vlaanderens herworden" werden tot in de jaren 1950 in heel Vlaanderen verspreid. Door bemiddeling van Maria Belpaire werd hij in april 1918 opgenomen in de Section artistique de l'Armée de Campagne. English stierf, naar verluidt wegens gebrek aan goede zorgen, ten gevolge van een acute appendicitis in het veldhospitaal in Vinkem en werd begraven in Steenkerke.
Na zijn dood was het vooral Verschaeve die met een artikel in Ons Vaderland van 12 september 1918 de cultus rond English op gang bracht. De priester stelde English voor als een eenvoudig Vlaams soldaat, een bescheiden maar groot kunstenaar. Deze cultus sloot na de oorlog mooi aan bij de propaganda voor een hulde aan de Vlaamse IJzersoldaten, en het huldebetoon aan het graf van English, op 4 september 1920, was meteen de eerste IJzerbedevaart. Bij die gelegenheid werd op het kerkhof van Steenkerke een gedenksteen voor English onthuld en werd zijn graf tot "Heilig symbool voor Vlaanderen" uitgeroepen.
Zijn stoffelijk overschot werd in 1932 bijgezet in de crypte van de IJzertoren, waarvan de vormgeving teruggaat op de tekening "IJzerkruis" van English. Bij die gelegenheid werd English uitgeroepen tot een van de IJzersymbolen, namelijk als belichaming van de 'dienende' kunst. Zijn oorspronkelijk grafmonument, een werk van Karel Lateur, staat nu in Kaaskerke naast het IJzerbedevaartsecretariaat. Ook het witte Heldenhuldekruis, dat in 1948 op de puinen van de eerste IJzertoren werd opgericht, is geïnspireerd door zijn werk.
Literatuur
L. Schepens, 'English, Joseph Alphonse Marie', in NBW, II, 1966;
H. Gevaert, Tentoonstelling "Ik dien". Het werk van Joe English, z.j. (1989);
F. Weyns, De tussenoorlogse IJzerbedevaarten (1920-1939). Een onderzoek naar de politieke symboliek en de mythevorming, RUG, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1992.
Verwijzingen
zie: IJzerbedevaart.