Eigen Taal Eigen Zeden
katholieke (studenten)gilde Antwerpen.
De studentengilde Eigen Taal Eigen Zeden kwam tot stand in oktober 1887 in het elan van de Antwerpse Landdagbeweging. Initiatiefnemer en eerste 'hoofddeken' werd Herman Peeters, oud-leerling van het Onze-Lieve-Vrouwcollege en zoon van een meetingist. Jan I. de Beucker had het initiatief aangemoedigd en jezuïet Cyriel de Beck, leraar aan het Onze-Lieve-Vrouwcollege hielp bij de oprichting. De gilde had van bij het begin een toneelafdeling en vond vlug vertakkingen in diverse Antwerpse onderwijsinstellingen: nog in 1887 ontstonden afdelingen in het Onze-Lieve-Vrouwcollege en het Sint-Norbertusgesticht, begin 1888 kwam er nog een afdeling bij in het Sint-Ignatiusgesticht. In de loop van het schooljaar 1888-1889 werd de werking in de verschillende instellingen verder geconsolideerd. Vanaf september 1888 verzorgden leden van de afdeling van Onze-Lieve-Vrouw een gepolykopieerde uitgave van een collegeblad Iets voor Allen. Hun makkers van Sint- Ignatius richtten vanaf december het eigen tijdschriftje De Goedendag op en in september 1889 verscheen Het Bijltje als blad van de leerlingen van Sint-Norbertus. Deze collegeblaadjes zouden vanaf 1890 worden samengesmolten tot het maandblad Jong Antwerpen. De afdelingen werkten het hele jaar door. De scholierenafdelingen wilden een oefenterrein bieden voor Nederlandse taalbeoefening. De leden brachten er zelf geschreven teksten en verzen naar voren.
Niettemin stond de werking van de gilde in de eerste jaren sterk in het teken van de strijd voor de vernederlandsing, in het bijzonder van het onderwijs. Leden van Eigen Taal Eigen Zeden maakten badges aan met het opschrift 'In Vlaanderen Vlaams' die zij op studentengouwdagen verkochten en waarvan de winst ging naar de Vlaamsche Penning, het fonds dat de landdagen bekostigde. Behalve op studentengouwdagen waren ze ook op andere Vlaamsgezinde manifestaties aanwezig zoals op de Albrecht Rodenbachviering te Roeselare in 1888 en de Edward Coremanshulde te Antwerpen in 1889. De leden stuurden in 1888 vertoogschriften naar politieke verantwoordelijken en de oversten van de Antwerpse onderwijsinstellingen om aan te dringen op de toepassing van de taalwetten of op maatregelen ter vernederlandsing. Bij de verkiezingen in dat jaar voerden ze propaganda tegen Fransgezinde kandidaten. Ten gevolge van hun werking ontstonden in 1888 en 1889 scherpe conflicten in het Onze-Lieve-Vrouwcollege tussen Frans- en Vlaamsgezinde leerlingen. De college-overheid deed enerzijds kleine toegevingen aan de eisen van de Vlaamsgezinde scholieren maar trad anderzijds streng op tegen degenen die de kampvorming in het college bevorderden: verscheidene leden die het verboden Iets voor Allen in stand trachten te houden werden in de loop van 1888 en 1889 aan de deur gezet.
Eigen Taal Eigen Zeden werd ook al snel een krachtige motor in de leerlingenbeweging van de provincies Antwerpen en Brabant. In verscheidene colleges bracht ze Vlaamsgezinde kernen tot stand en bovendien oefende ze een belangrijke coördinerende functie tussen de onderwijsinstellingen uit. Haar contacten overspanden in 1887-1888 bijna alle colleges van het aartsbisdom. Ze speelde zo tezamen en in goede samenwerking met de Mechelse seminaristen een essentiële rol in het totstandkomen van het Katholiek Vlaamsch Studentenverbond. De discussie over de al dan niet onzijdige opstelling van de studentenbeweging die aan de oprichting van dat Verbond voorafging werd ook hevig gevoerd binnen de gilde zelf, gezien haar banden met de Meetingpartij en de persoonlijke invloed van Adolf Pauwels en Adelfons Henderickx. In juli 1888 kwam het tot een tijdelijke 'verbroedering' van Eigen Taal Eigen Zeden met de Vlaamsgezinde leerlingenkring van het atheneum: ze trokken toen samen naar de Rodenbachviering in Roeselare. In september van dat jaar kwam het tot een reorganisatie van de Sint-Norbertusafdeling. Ze werd herdoopt tot De Klauwaartszonen, stelde zich open voor leerlingen, studenten en oud-studenten en baseerde zich op onpartijdige grondslag. Het werd een nieuwe stoottroep van Pauwels' onafhankelijke volkspartij. De Leuvense student Henderickx die achter dit initiatief zat werd voorzitter van de vereniging. Dat alles gebeurde tegen de zin van het hoofdbestuur van de gilde. Dat stelde zich, bijgestaan door haar raadsman De Beck, op een ondubbelzinnig katholiek-Vlaams standpunt en sloot De Klauwaartszonen uit de gilde.
De gilde nam actief deel aan de voorbereidende besprekingen tot oprichting van het Katholiek Vlaamsch Studentenverbond en haar hoofddeken Peeters werd raadslid voor Antwerpen in het hoofdbestuur. Met zijn permanente werking en zijn meer dan 200 leden, verdeeld over vijf afdelingen vormde de Antwerpse gilde het belangrijkste lokale steunpunt voor de Studentenbond. Die vijf onderafdelingen waren in 1891: deze van het Sint-Ignatiusgesticht, van het Onze-Lieve-Vrouwcollege, van het Sint-Jan Berchmanscollege, de Oud-studentenafdeling en de toneelgilde. Voordien hadden er kortstondig ook nog een kostgangersafdeling (voor leerlingen op kosthuis bij burgers in de stad) en een muziekafdeling bestaan. Op de gouwdag van het Studentenverbond in de paasvakantie 1891 in Lier waren er 175 leden aanwezig. In 1892 werden in de schoot van de gilde ook nog een antisocialistische Sprekersbond opgericht die was samengesteld uit oud-studenten evenals de onderafdeling van de Isegrims, speciaal afgestemd op het organiseren van ontspannende activiteiten.
De bloei van de gilde werd bevorderd door de verbeterde verstandhouding die er met de overheid was gegroeid sedert de duidelijke keuze van het bestuur voor een katholieke opstelling. In maart 1891 gaven de oversten van Onze-Lieve-Vrouw en Sint-Ignatius uitdrukkelijk toelating aan hun leerlingen om lid te worden van de gilde, mee te werken aan Jong Antwerpen en deel te nemen aan de gouwdagen van het Studentenverbond. Ze beloofden tegelijkertijd verdere verbeteringen aan te brengen aan het taalregime in hun instellingen. Ze deden dat inderdaad in 1892, in aansluiting bij de richtlijnen terzake van kardinaal Petrus L. Goossens. Maar zoals gekend liet de kardinaal deze richtlijnen gepaard gaan met maatregelen tegen de studentenbeweging. De kardinaal had de jezuïeten er intussen op vraag van de directeur van het Sint-Jan-Berchmanscollege van Antwerpen weten toe te bewegen om hun gunstige houding tegenover Eigen Taal Eigen Zeden te wijzigen. De leerlingen van het Onze-Lieve-Vrouwcollege en het Sint-Ignatiusgesticht werden al in februari 1892 getroffen door een verbod tegen het lidmaatschap van Vlaamsgezinde verenigingen en lectuur van Vlaamsgezinde bladen. Als reactie hierop publiceerden leerlingen van het Onze-Lieve-Vrouwcollege het pamflet Iets voor Allen, "door vervolgingen tegen Vlaamschgezinde studenten herrezen" waarin het "belachelijk verbod" werd geridiculiseerd. Op 24 juli 1892 namen twintig leerlingen van het Sint-Ignatiusgesticht, ondanks het verbod, deel aan een huldebetoging voor Peter Benoit. Een van hen werd kort voor het einde van het jaar aan de deur gezet, acht anderen mochten het volgende jaar niet meer naar de instelling terugkeren. De Antwerpse jezuïeten werden als reactie hierop scherp op de korrel genomen in het pamflet Het vrije onderwijs te Antwerpen dat wellicht op initiatief van Eigen Taal Eigen Zeden uitgegeven werd. Ten gevolge van het verbod werden de scholierenafdelingen gedwongen hun openlijke activiteit te staken. De Toneelafdeling, de Oud-studentenafdeling, de Sprekersbond en de Isengrims bleven gewoon doorwerken en verzekerden de continuïteit tot de sterkste tegenwerking geluwd was.
Zo kon Eigen Taal Eigen Zeden opnieuw een belangrijke rol spelen bij het weer op dreef brengen van de studentenbeweging in het aartsbisdom vanaf 1895. Zij bleef in de volgende jaren nog steeds de meest dynamische studentengilde in de provincie Antwerpen. Op het einde van de jaren 1890 telde ze ongeveer 300 leden en vele afdelingen, behalve de vroeger al genoemde ook een Hoogstudentenafdeling die in 1895 werd opgericht en een Normalistenafdeling. De afdeling De Borgerhoutenaars die in 1898 totstandkwam bracht volgens het gedenkboek het aantal afdelingen op 12. Deze nieuwe afdeling richtte zich samen met de Sprekersbond op het voeren van politieke propaganda voor de Vlaamse zaak: in 1898 gingen ze meetings houden in vele gemeenten van de provincie Antwerpen ten voordele van de Gelijkheidswet, in de jaren 1902 en 1903 deden ze hetzelfde ten voordele van het nieuwe wetsvoorstel-Coremans ten voordele van de vernederlandsing van het onderwijs. Intussen volgde de gilde ook de nieuwe oriëntering van de V.B. op ontwikkeling van cultuur en wetenschap. In 1898 nam de Hoogstudentenafdeling onder leiding van Arthur de Vos het initiatief tot oprichting van de Katholieke Vlaamse Hogeschooluitbreiding. Ze werd een belangrijk centrum van Nederlandstalige cultuurspreiding en ging vanaf 1901 een eigen bestaan leiden, los van de gilde.
Peeters, die nog altijd hoofddeken was, diende uit ontgoocheling over de afscheuring van de Hogeschooluitbreiding in 1901 zijn ontslag in. Het gelijktijdige ontslag van de tweede hoofddeken Victor de Wandeleer en het vertrek van nog andere leidende figuren uit de kring als Jan Porteau en Lodewijk Vissenaeken veroorzaakten een zekere verzwakking van de werking. Ze werd in de volgende jaren opnieuw op dreef gebracht door de nieuwe hoofddekens Oscar van Schoor en Lodewijk de Wolf. De Blauwvoeten vormden een nieuwe afdeling die zorgde voor ontspanningsactiviteiten en de intussen verdwenen afdeling van de Isegrims verving. Eigen Taal Eigen Zeden sloot zich aan bij het in 1903 opgerichte Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond. Vanaf 1904 werd naast haar een nieuwe studentenbond, de Antwerpse Verlofskring, opgericht die zoals uit de naam valt af te leiden alleen tijdens de vakanties samenkwam en zich richtte tot Antwerpse studerende jongeren die tijdens het schooljaar elders op internaat waren.
De sterkere oriëntering van Eigen Taal Eigen Zeden naar het cultuurflamingantisme bleek in 1905 nog uit de beslissing om het oude strijdblad Jong Antwerpen te vervangen door letterkundig tijdschrift Vlaamsche arbeid. Karel van den Oever, Jaak Lambrights, Edgard van der Voort en Leo Boucherij namen het beheer in handen. Vanaf 1908 werd het een zelfstandig tijdschrift dat zich losmaakte van de gilde. Eigen Taal Eigen Zeden gaf naast Vlaamsche Arbeid als bewegingsblad het onregelmatig verschijnende Ons Streven uit. In 1913 werd Jong Antwerpen opnieuw als tijdschrift van de gilde in het leven geroepen. Intussen was de gilde sedert 1910 in een ernstige crisis terechtgekomen. Drie vierde van de scholieren gaf toen hun ontslag, officieel uit protest tegen het feit dat de gilde zich in de elf juli-stoet had geschaard bij de rangen van de onpartijdige verenigingen en niet bij de katholieke verenigingen. Secretaris Van der Voort die van deze gebeurtenissen verslag uitbracht in het gedenkboek stelde evenwel dat "achter deze scheuring wat anders stak". In 1912 vierde Eigen Taal Eigen Zeden zijn 25-jarige bestaan en gaf bij die gelegenheid een gedenkboek uit. De ondertitel van Eigen Taal Eigen Zeden was intussen veranderd van "Vlaamsche katholieke studentengilde" naar "Vlaamsche katholieke gilde". De werking viel stil bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog en werd na de beëindiging ervan niet meer hervat.
Literatuur
Gedenkboek 25-jarig bestaan der Vlaamsche katholieke gilde 'Eigen Taal Eigen Zeden' 1887-1812, 1912;
L. Gevers, Bewogen jeugd. Ontstaan en ontwikkeling van de katholieke Vlaamse studentenbeweging. 1830-1894, 1987.
Verwijzingen
zie: Katholieke Vlaamse Hogeschooluitbreiding, katholieke Vlaamse studentenbeweging.