Dosfel, Lodewijk (eigenlijk Carolus Ludovicus) M.J.
(Dendermonde 15 maart 1881 – Dendermonde 27 december 1925). Echtgenoot van Angela Tysmans.
Was reeds tijdens zijn scholierenperiode aan het college van Dendermonde Vlaams geëngageerd. Samen met Desiré de Wolf stichtte hij daar een bond "tot uitbreiding van de Vlaamse gedachte onder de Dendermondse kollegejeugd en tot versteviging van de christelijke levensgedachte". Hij smokkelde er Vlaamsgezinde studententijdschriften als De Vlaamsche Vlagge, De Student en De Keikop binnen. In 1891 werd hij vertrouwensman van de Katholieke Vlaamse Jongstudentenbond voor Oost-Vlaanderen en richtte ook de eerste Dendermondse studentengilde Jong maar Moedig mee op. Deze gilde bestond uit scholieren, studenten en seminaristen en had ten doel de moedertaal te beoefenen en de katholieke Vlaamse studentenbeweging te stimuleren. Hij was pas vijftien toen hij zijn humaniora beëindigde en ging nog een jaar wijsbegeerte volgen bij de jezuïeten in Namen vooraleer hij in 1897 naar Leuven trok om er rechten te gaan studeren.
Dosfel was er erg actief in de studentenbeweging. Hij werd lid van Met Tijd en Vlijt, van de Sociale Studiekringen en van de Spekersbond (1891), waar hij Jef van den Eynde leerde kennen en lid werd van De Vlaamsche Karre, een Oost-Vlaamse studentenclub. Net als Van den Eynde wou hij de studenten meer cultuur en Vlaams engagement bijbrengen en keerde hij zich daarmee tegen het 'bierflamingantisme'. Gesteund door Van den Eynde bracht hij de gedichtenbundel Gedachten uit onder de schuilnaam van Godfried Heremans. Hij schreef verschillende bijdragen voor Ons Leven en was hoofdredacteur van dit tijdschrift in 1900-1901. In 1897 had hij al het katholieke tijdschrift Jong Dietschland gesticht, dat de studenten de liefde voor de moedertaal wou bijbrengen. In de beginjaren was dit niet zo succesvol en het was hijzelf die het volschreef onder verschillende schuilnamen. Door zijn tijdschrift kwam hij in contact met Zeemeeuwe (Cyriel Verschaeve), die zijn hele leven een goede vriend zou blijven. Tijdens zijn studententijd zette hij zich ook in voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit en sprak op het eerste studentencongres daarover in 1899.
Op zijn 21ste werd Dosfel advocaat en was ook een tijdje actief als vrederechter. Hij bleef zich engageren voor de studentenbeweging en was een veelgevraagd spreker op congressen en feesten.
Hij was voor een algemeen Nederlandse taal en steunde de initiatieven van Robrecht de Smet. In 1907 stond hij met onder anderen Jozef Crets en Edmond van Dieren aan de wieg van de Vlaamsche Volksraad, een drukkingsgroep van flaminganten die zich boven de politieke partijen stelde. Ook bij de oprichting van het Katholiek Vlaamsch Secretariaat, dat druk wou uitoefenen op de Vlaamse parlementsleden, was hij betrokken. Hij was ook erg actief voor de V.B. te Dendermonde en werd ondervoorzitter van de Davidsfondsafdeling in 1911.
In 1910 werd hij door Joris Helleputte benoemd als juridisch adviseur bij het ministerie van spoorwegen. Hij kwam er in contact met de verfranste administratie en besefte dat enkel taalwetten deze situatie konden veranderen. Door zijn regelmatigere werktijden kon hij zich nog meer dan voorheen inzetten voor de V.B. Hij schaarde zich achter de Vlaamse eisen van zijn tijd: een Vlaamse hogeschool en het wetsvoorstel-Edward Coremans inzake de vernederlandsing van het vrij middelbaar onderwijs. Zo werd hij lid van de Tweede hogeschoolcommissie, schreef voor het katholieke, flamingantische studentijdschrift De Hoogstudent en zou ook het verzoekschrift tot de bisschoppen tegen de Instructions tekenen.
Volgens hem mocht de V.B. zich niet buiten de politiek houden zoals de cultuurflaminganten voorstonden, maar moesten er drukkingsgroepen gevormd worden om zo op de katholieke partij in te werken. Dit stond hij ook voor met zijn engagement in het Katholiek Vlaamsch Secretariaat en het Algemeen Vlaamsch Verbond.
Dosfel werd ook voorzitter (tot zijn dood) van de Algemeene Tooneelboekerij in 1910 en had meegewerkt aan de oprichting ervan in 1909. Hij schreef ook voor hun orgaan Tooneelgids.
Juist voor de Eerste Wereldoorlog werd hij benoemd als briefwisselend lid van de Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, samen met zijn vriend Jules Persyn. Na de oorlog werden beiden echter geschorst, wegens hun activistische activiteiten.
Tijdens de oorlog raakte Dosfel betrokken bij de door de Duitse bezetter vernederlandste Gentse universiteit. Hij beschouwde deze niet als een Duits geschenk, maar als een Vlaams rechtsherstel. De Vlamingen hadden immers recht op een universiteit in de moedertaal. Hij was voor een "Vrij Vlaanderen in een vrij België" en kantte zich tegen een mogelijke opname van Vlaanderen in de Duitse statenbond. Na lang aarzelen en onder druk gezet (zijn zwager was door de Duitsers gevangengezet wegens spionage) nam hij toch het aanbod van een leerstoel in de faculteit rechten aan en werd juist voor de opening van de universiteit (26 oktober 1916) benoemd. Daardoor raakte Dosfel betrokken bij het activisme. Hij trok katholieke studenten aan naar Gent en aanvaardde het erevoorzitterschap van de Jan van Ruusbroeckkring, een katholieke studentenvereniging. Met de activistische politiek van de Raad van Vlaanderen wilde hij niets te maken hebben en hij weigerde de benoeming tot secretaris-generaal aan het Vlaams ministerie van justitie. Eind 1917 schreef hij Het katholiek activistisch verweerschrift. Daarin gaf hij duidelijkheid over de verschillende activistische strekkingen, verantwoordde hij de von Bissing Universiteit en toonde zich voorstander van een bestuurlijke scheiding binnen België. Hij kwam in die periode ook in contact met de geheime Frontbeweging via de gedeserteerde frontsoldaten Jules Charpentier en Carlos van Sante. Deze zocht contact met de activisten om na de oorlog op te komen voor zelfbestuur voor Vlaanderen en eigen Vlaamse regimenten (Sublieme Deserteurs).
Toen de oorlog beëindigd was, werd Dosfel opgepakt en gevangengenomen. In mei 1919 kwam hij voorwaardelijk vrij. Hij nam terug contact op met de Fronters en hielp het programma uitbouwen voor Het Vlaamsche Front. Hij schreef ook onder een schuilnaam voor hun orgaan Ons Vaderland en schaarde zich achter hun eis voor zelfbestuur. Een jaar later werd hij echter terug gevangengenomen om voor te komen voor "het proces van de Vlaamsche Hogeschool". Dosfel had als verdedigers Hendrik Borginon en Frans van Cauwelaert. Hij kreeg tien jaar gevangenisstraf. In december 1920 werd hij vrijgelaten wegens ziekte. Hij aanvaardde toen te schrijven voor De Standaard (onder het pseudoniem van Thomas van der Schelden), tot groot ongenoegen van zijn vrienden, de Fronters. Dosfels houding tegenover de Frontpartij was intussen gewijzigd. Hij kon zich wel scharen achter hun eis voor zelfbestuur, maar kon zich niet verzoenen met hun standpunt van Godsvrede. Hij stond ook niet achter de oprichting van een Vlaamse partij en was de mening toegedaan veel meer te bereiken als drukkingsgroep binnen de katholieke partij. Verder schreef hij nog voor het Nederlands katholiek weekblad De Nieuwe Eeuw, was correspondent voor het Nederlands dagblad De Tijd, schreef voor het katholiek weekblad Het Vlaamsche Land, bracht bijdragen voor Tooneelgids en Averbodes weekblad en bracht ook enkele literaire werkjes uit bij uitgeverij Lannoo. In 1922 huwde hij Tysmans, een Vlaamsbewuste vrouw actief in de katholieke Vlaamse meisjesbeweging.
Naar aanleiding van een polemiek met Edmond Rubbens schreef Dosfel Het vraagstuk van het Vlaamsch nationalisme, antwoord op Dr. Rubbens boekje "Het gevaar van het nationalisme". Net als zijn vorig polemisch werk Over het Belgisch Vaderland van Dr. A. Fierens, wou hij hier het Vlaams-nationalisme meer intellectueel onderbouwen. In 1923 staakte hij zijn medewerking aan De Standaard omdat het Vlaams-nationalisme volgens hem er te weinig aan bod kwam. Het jaar erop gaf hij zijn Schets van eene geschiedenis van de Vlaamsche Studentenbeweging uit. Hij had het tijdens de oorlog reeds in het Duits uitgegeven. In 1924 stichtte hij met enkele vrienden de Roomsch Katholieke Vlaamsch Nationale Vereeniging, die ten doel had druk uit te oefenen op de katholieke partij. Het werd echter geen succes. Dosfel was goed bevriend met de priester Edward Poppe, met wie hij het vaak had over de verhouding tussen de kerk en de V.B. toen de spanningen tussen de bisschoppelijke overheid en de studentenbeweging (het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond en het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond) ten spits werden gedreven. Toen Poppe stierf, bracht hij in Het Vlaamsche Land vijf "Brieven aan een Doode". Daarin stelde hij dat "gehoorzaamheid aan de bisschoppelijke oversten heel wat anders is dan slaafse onderwerping aan alles wat het gezag verklaart wanneer het zijn eigen sfeer te buiten gaat". Désiré Mercier stelde volgens Dosfel te vaak het Belgisch staatsrecht boven het Vlaams volksrecht. Hij sprak in 1924 tijdens de landdag van het AKVS toen deze het Vlaams- nationalisme opnam als een grondslag van de vereniging, en ook op de jubelfeesten van De Vlaamsche Vlagge was hij nog aanwezig.
Dosfel sprak zich steeds uit voor een onafhankelijk Vlaanderen binnen een Belgische staatstructuur en wou dit bekomen door druk uit te oefenen op de vertegenwoordigers van de katholieke partij. Voor hem waren katholicisme en Vlaams-nationalisme met elkaar verbonden en daarom sprak hij zich ook uit tegen de gedachte van Godsvrede. Hij was een antirevolutionair en wou verandering bekomen via de bestaande instellingen.
Werken
De Belgische wetten en het gebruik der Nederlandsche Taal, 1908;
Die flämische Studentenbewegung. Eine skizze ihrer Geschichte, 1916;
Katholiek Activistisch Verweerschrift, 1918;
De vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool beschouwd met het oog op de plichten der Vlamingen jegens Vorst en Vaderland. Voordracht te Antwerpen op 15 oktober 1916, 1918;
Over het Belgische Vaderland van A. Fierens. Een bijdrage tot de wijsbegeerte der Vlaamsche Beweging, 1919;
Katholicisme en Nationalisme. Antwoord op de vragenlijst rondgestuurd door het Fransch tijdschrift "Les Lettres" te Parijs, verschenen in het Octobernummer van dit tijdschrift, 1923;
Het vraagstuk van het Vlaamsch nationalisme. Antwoord op dr. Rubbens' boekje: Het gevaar van het nationalisme, 1924;
Schets van eene geschiedenis van de Vlaamsche studentenbeweging, 1924;
Verzameld Werk, 1928-1933;
Brieven aan een doode, 1939.
Literatuur
A. de Bruyne, Lodewijk Dosfel 1881-1925. Kultuurflamingant, aktivist, nationalist, 1967;
L. Vos en L. Gevers, 'De Vlaamse studentenbeweging te Leuven 1836- 1914', in Onze Alma Mater (1975), p. 109-142;
A. de Bruyne, Lodewijk Dosfel. een levensverhaal, 1984;
D. Vanacker, Het aktivistisch avontuur, 1991.
Verwijzingen
zie: Jozef de Belie (sr.), Brusselse Gouwbonden, katholieke Vlaamse studentenbeweging.