Domela Nieuwenhuis Nyegaard, Jan D.

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

(Amsterdam 25 juli 1870 – Amsterdam 4 januari 1955).

Geboren uit een geslacht van Deens-Noorse herkomst voerde Domela Nieuwenhuis de naamstoevoeging Nyegaard reeds lange tijd, maar ze werd pas in 1922 gelegaliseerd. Zijn ouders waren Jacob Domela Nieuwenhuis advocaat en van 1884 tot 1906 hoogleraar te Groningen en Elisabeth Rolandus Hagedoorn officiersdochter, wier moeder een De Brauw was uit een familie van Vlaamse oorsprong.

Domela was in zijn jeugd vaak ziek; van normaal schoolgaan was meestal geen sprake, zodat hij op zelfstudie was aangewezen. Al in zijn jonge jaren voelde hij zich aangetrokken tot alles wat Germaans was, in het bijzonder tot wat betrekking had op Scandinavië en Friesland. Hij studeerde godgeleerdheid te Lausanne, Genève en Edinburgh. In Schotland werd hij in 1895 tot predikant geordend. Na zijn terugkeer in Nederland verliet hij het lutheranisme en trad toe tot de Hervormde Kerk. Hij moest echter twee jaar wachten alvorens in die geloofsgemeenschap beroepbaar te zijn. De theoloog dr. G.J. Vos bezorgde hem intussen een predikantspost bij de kleine gemeente van de Belgische Christelijke Zendingskerk te Oostende, waar hij van 1895 tot 1898 zijn pastoraat vervulde. Hij werd er bevriend met Eugeen van Oye, eveneens germanofiel en Scandinaviëkenner. In 1898 verliet Domela met zijn gezin Oostende en werd predikant in de hervormde gemeente van Odijk (provincie Utrecht). Hij was echter van Vlaanderen gaan houden en nam eind 1902 met vreugde het beroep aan bij de Evangelische Hervormde Gemeente aan de Brabantdam te Gent. Ook voor de zeer gemengde gemeente in de Arteveldestad was hij een goed en zorgzaam predikant. In zijn kerkraad hadden onder anderen zitting professor Paul Fredericq, Victor Blommaert en Leonard Willems. In de pastorie aan de Coupure ontvingen Domela en zijn vrouw veel bezoek. Daar logeerden ook vaak gasten uit Nederland, zoals 'neef Pieter', de latere professor Pieter Geyl. Deze was in de verte, van moederszijde, familie.

Voor het uitbreken van de oorlog in 1914 speelde Domela hoegenaamd geen rol in de V.B. Hij hield nu en dan een historische lezing voor de studenten van 't Zal wel gaan en werd bestuurslid van de afdeling Gent van het Algemeen-Nederlands Verbond. In die kring leerde hij Reimond Speleers, Roza de Guchtenaere en de jonge Marcel Minnaert kennen. Hippoliet Meert kende hij als leraar van zijn zoons Onko en Edzard. Geregeld kwamen de Domela's op Hof ter Meere bij Julius Mac Leod en diens vrouw. Hun zoon Andries liep bij Domela catechisatie. Bij de Mac Leods ontmoette Domela ook de Neder-Duitse literator Franz Fromme. Uit Domela's uitlatingen valt op te maken dat Klaus Groth en vooral Constant J. Hansen door hun geschriften invloed op zijn politiek denken hebben gehad.

Toen Reimond Kimpe, Antoon Thiry en Minnaert in het voorjaar van 1914 begonnen met de uitgave van hun blaadje De Bestuurlijke Scheiding, werd Domela abonnee. In oktober van dat jaar, na de bezetting van Gent door de Duitsers (12 oktober), vormde zich rondom het genoemde trio de eerste radicale, anti-Belgische activistengroep Jong-Vlaanderen, waarvan Domela als 'leider' gekozen werd. De uitbreiding van de Jong-Vlaamsche Beweging over geheel Vlaams-België, de vorming van kernen en dochtergroepen in tal van grotere en kleinere plaatsen, de instelling van een overkoepelend centraal bestuur met Van Oye als voorzitter en Domela als vice-voorzitter, het leggen en onderhouden van contacten met goedgezinde Duitsers, vooral militairen, dit alles was goeddeels het werk van de zeer anti-Belgische Domela. Van hem was ook de idee van het 'Koninkrijk Vlaanderen' afkomstig. De uitgave van een eigen orgaan, De Vlaamsche Post, daarentegen was vooral het werk van Leo Picard, die er de hoofdopsteller van werd. Spoedig na het verschijnen van het eerste nummer rezen er conflicten tussen Picard en de meesten van zijn groepsgenoten in Jong-Vlaanderen. Picard had zich verzoenend over België uitgelaten, zich doen kennen als een voorstander van een rechtvaardig bejegend Vlaanderen in een hersteld België. In september 1915 trad Picard af en ging de redactie over naar Domela, Thiry en Kimpe.

Driemaal maakte Domela in de oorlogsjaren een reis naar Duitsland, waar hij gesprekken voerde met tal van invloedrijke personen, zoals admiraal von Tirpitz. Hij zag pas laat in, dat de annexionisten hem en Jong-Vlaanderen voor hun alldeutsche wagen spanden. In november 1918 week Domela met de zijnen uit naar Nederland. Het volgende jaar veroordeelde het Belgisch gerecht hem bij verstek ter dood.

Dankzij zijn goede relaties kreeg hij een predikantsplaats te Beetsterzwaag (Friesland), waar hij zich echter nooit goed thuis gevoeld heeft. Zijn 'wheeme' (pastorie) was in de jaren 1919- 1940 een soort Mekka voor tal van Vlaamse oud-activisten en Groot-Nederlandse bewonderaars uit Noord en Zuid, tot in Frans-Vlaanderen toe. Hadden zij hun komst aangekondigd, dan hing Domela de leeuwenvlag uit. Tot degenen die hem in Beetsterzwaag opzochten, behoorde Jean-Marie Gantois. Hij was in die Friese periode een vruchtbaar publicist. Bijzondere sympathie had hij voor De Dietsche Voorpost, het blad van De Guchtenaere. In 1933 nam hij bij de volkshulde te Delft (Willem de Zwijger-herdenking) de door Cyriel Verschaeve opgestelde eed af aan duizenden deelnemers, greep, toen de Vlamingen met hun banieren voorbijmarcheerden, de vlag van Gent en kuste die. Kort daarna reisde hij naar Zeeuws-Vlaanderen, waar hij De Guchtenaere, die om gezondheidsredenen de reis naar Delft niet had kunnen maken, de eed afnam.

Sedert 1933 koesterde Domela opnieuw hoop dat Duitsland de Vlamingen zou helpen bij de schepping van "Héél-Nederland". Hij werd bevriend met Arnold Meijer en hield in april 1940 de openingsrede bij de oprichting van diens Nationaal Front, dat de "Dietse eenheid" in zijn beginselprogram voerde. De bezetting 1940-1945 genas hem voorgoed van zijn vertrouwen in het 'Germaanse kernland' Duitsland. Hij liet zijn ongenoegen herhaaldelijk blijken, maar Werner Ross, de Duitse gevolmachtigde voor Friesland en verre aanverwant van Domela, hield hem de hand boven het hoofd. Op 25 september 1944 werd zijn jongste zoon te Groningen door een Duitse politieafdeling doodgeschoten. Toen was de maat vol en de oude Domela hield een felle scheldrede tegen Adolf Hitler, Heinrich Himmler en de 'nazi-schurken'. De dominee werd aangehouden en dankte het aan de tussenkomst van Ross, dat hij niet naar Duitsland werd gedeporteerd, maar naar Schiermonnikoog, voor de duur van de oorlog.

Na de bevrijding vestigde hij zich – inmiddels emeritus geworden – te Amsterdam. Weldra had hij weer contact met Vlaanderen; hij werd de raadsman en beschermheer van Het Pennoen. Na zijn overlijden sprak ook Marcel Minnaert, de strijdgenoot van weleer, op het kerkhof te Woerden.

Literatuur

L. Buning, 'J.D.Domela Nieuwenhuis Nyegaard', in NBW, VI, 1974; 
L. Buning, Het strijdbare leven van J.D. Domela Nieuwenhuis Nyegaard, 1976; 
D. Vanacker, Het aktivistisch avontuur, 1991. 

Auteur(s)

Lammert Buning; Pieter van Hees