Dillen, Karel
(Antwerpen 16 oktober 1925).
Studeerde van 1938 tot 1943 aan het Koninklijk Atheneum te Antwerpen, waar hij onder invloed van enkele leraren en de scholierenbond Ontwikkeling flamingant werd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog sympathiseerde Dillen wel met de Nieuwe Orde, maar hij werd van geen enkele collaboratiebeweging lid, waardoor hij gespaard bleef van de repressie.
Kort na de oorlog zette Dillen zijn eerste stappen in Vlaams-nationalistische groepjes en jeugdverenigingen, en legde er ook zijn eerste contacten met oudere Vlaams-nationalisten. In 1947 sloot hij aan bij het Sint-Arnoutsvendel, een onderdeel van het Jeugdverbond der Lage Landen, waar hij tot 1949 de ideologische scholing organiseerde en artikelen schreef voor De Vendeljongen.
In 1949 behoorde Dillen tot de medestichters van de Jong Nederlandse Gemeenschap (JNG). Tussen 1951 en 1953 publiceerde hij in het weekblad Opstanding onder de initialen KD en D. Na een voordracht van de Fransman Maurice Bardèche in 1951 vertaalde hij diens Nuremberg ou la terre promise. In die jaren deed Dillen zich ook opmerken als spreker op verschillende nationalistische bijeenkomsten en voerde hij propaganda voor de Vlaamse Concentratie.
Dillen stond aanvankelijk wantrouwend tegenover de in 1954 opgerichte Volksunie (VU), maar in 1957 trad hij toch toe als voorzitter van de Antwerpse Volksunie-Jongeren, waarvan hij in datzelfde jaar medeoprichter was, en als lid van het arrondissementsbestuur en de partijraad. Van meet af aan nam hij een kritische houding aan binnen de VU, waarvan het programma volgens hem niet radicaal genoeg was. Zo ontbrak volgens hem de Dietse of Heel-Nederlandse inslag. Enkel bij de parlementsverkiezingen van 1958 was hij kandidaat op de VU-lijst. Dillen schreef niet in het VU-partijblad, wel in lokale VU-tijdschriften. Begin de jaren 1960 voerde hij mee het verzet tegen de idee van de zogenaamde 'Vlaamse frontvorming'. In 1961 tot 1971 was hij ondervoorzitter van de uit de Antwerpse VU ontsproten Kontaktclub, die lezingen van binnen- en buitenlandse prominenten organiseerde. Hij vertaalde in 1966 het boekje Apartheid: a challenge van J.E. Holloway. (In 1977 was hij ook stichtend lid van Protea.)
Maar Dillen trok zich niet terug binnen de grenzen van de partijpolitiek en bleef zich ook toeleggen op buitenparlementaire activiteiten. Voor 't Pallieterke schreef hij van 1965 tot 1978 de "Kroniek der dode zielen" onder de initialen R. Sch., KD (naar zichzelf) of MK (naar zijn echtgenote Madeleine Koninckx), en van 1975 tot 1978 de Franse rubriek "Si la France m'était contée" onder het pseudoniem van Sacha. Hij schreef als Sacha in 't Pallieterke tot 1992. In 1970 stelde hij het herdenkingsboek samen over de leider van de Vlaamse Militanten Orde (VMO), Wim Maes, na diens overlijden in 1968. Dillen bleef de Vlaamse militant steeds verdedigen en schreef in de jaren 1970 ook enkele editorialen in het VMO-maandblad Alarm.
Dillens grootste geesteskind was het vormingsblad Dietsland Europa, dat hij in mei 1956 met andere toenmalige JNG-leden had gesticht en waarvan hij de inhoudelijke leiding in handen had. Behalve met zijn eigen naam ondertekende Dillen ook met de pseudoniemen van Piet de Belder, Reimond Mangels, Frans Hanssens, Leo Kerremans en de initialen HS (naar Herman Senaeve). Van Were Di, opgericht in 1962 en sinds 1968 de uitgeefster van Dietsland Europa, was hij voorzitter.
In het voorjaar van 1971 stapte Dillen uit de VU, die volgens hem te weinig rechts-revolutionair was. De programmatorische ontwikkeling van de VU in de jaren 1960 kon hem niet bekoren. Geestelijk had hij reeds lang vóór zijn definitief opstappen afscheid genomen. Jarenlang bleef hij in Dietsland Europa de VU met kritiek bestoken. Dillen behoorde ook tot het zevenkoppige initiatiefcomité dat in 1973 de Vlaams-Nationale Landdag in Schepdaal organiseerde om druk uit te oefenen op de VU (en waaruit de Vlaams-Nationale Raad geboren werd).
Na een scherp persoonlijk conflict met Were Di-secretaris Bert van Boghout nam Dillen in 1975 ontslag uit Dietsland Europa en uit Were Di, en richtte hij het tweemaandelijkse blad Ter Waarheid op, dat tot 1979 werd uitgegeven door de Vriendenkring Limburg-Voerstreek-Overmaas. Tussen 1979 en 1981 schreef hij ook regelmatig in De Taktivist van het Taal Aktiekomitee (TAK), onder het pseudoniem van Staf van Vliet. Hij had verder een tijdlang onder zijn initialen een column in Alternatief.
Toen de VU in 1977 in een Belgische regering stapte en mee over het Egmontpact onderhandelde, was voor Dillen de tijd rijp om met een nieuwe rechts-radicale Vlaams-nationale partij voor de dag te komen. Op 1 oktober 1977 stichtte hij de Vlaams-Nationale Partij (VNP), waarvan hij 'voorzitter voor het leven' werd. Toen de VNP op 28 mei 1979 werd omgevormd tot Vlaams Blok (VB), bleef Dillen voorzitter.
Bij de parlementsverkiezingen van december 1978 trok Dillen de Antwerpse Kamerlijst en werd verkozen. Tot 1987 zetelde hij als enige VB-afgevaardigde in het parlement. In het kader van Operatie Verjonging stond hij in maart 1987 zijn Kamerzetel af aan Gerolf Annemans, zoals hij reeds eind 1985 in een gesprek met Dietsland Europa had aangekondigd. In december 1987 kwam Dillen opnieuw in het parlement, nu als senator. In juni 1989 verhuisde hij naar het Europees Parlement, waar hij ook ondervoorzitter werd van de Technische Fractie van Europees Rechts. In juni 1994 werd Dillen herverkozen tot Europees parlementslid. Zijn Europese tussenkomsten werden in boekvorm gebundeld.
Dillen was nationaal voorzitter van het VB en had als dusdanig het laatste woord. Hij was voorzitter van het partijbestuur, lid van de partijraad en voorzitter van de partij-vzw's Nationalistisch Vormingsinstituut, Vlaamse Concentratie, Frank Goovaerts Fonds en Nationalistische Omroepstichting. In het partijblad, waarvan hij de verantwoordelijke uitgever was, had hij een vaste rubriek "De voorzitter". In de lente van 1996 trad Dillen af en duidde hij Frank Vanhecke als nieuwe voorzitter van het VB aan.
Werken
Artikelen in De Vendeljongen; Opstanding; Strijd; De Schelde; Up ten Berch; Dietsland Europa; 't Pallieterke; Ter Waarheid; Alarm; Haro; De Taktivist; Alternatief; De Vlaams-Nationalist; Vlaams Blok; AKVS-Schriften.
Auteur of coauteur van Amnestie, 1966; Verboden sporenherdenking, 1967; Wies Moens 70, 1968; Wim Maes, 1970; Bormsverzen, 1973; Wij, marginalen, 1987; Europese gedichten: bijeengebracht en ingeleid, 1991; Vlaanderen in Straatsburg, 1991; Vlaams Blok: partij van en voor de toekomst, 1992; Vlaanderen in Straatsburg: tussenkomsten in het Europees parlement, deel 2, 1991-1993, 1994; Voor U geschreven: 21 brieven aan een jonge Vlaming en Europeaan, 1994.
Vertalingen van M. Bardèche, Neurenberg, het beloofde land, 1951; J.E. Holloway, Apartheid: een uitdaging, een oplossing?, 1966.
Literatuur
B. van Boghout, Geschiedenis van Were Di-Dietsland-Europa, 1995.
P.J. Verstraete, Karel Dillen, portret van een rebel, 1992;
B. de Wever, Herrijzenis van de Vlaams-nationalistische partijpolitiek (1949-1965). Het arrondissement Antwerpen, KUL, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1996.
Verwijzingen
zie: Frank Vanhecke, Vlaams-nationalistische partijen.