Diets
term afkomstig van het Middelnederlandse woord 'diet' (volk).
In de 12de eeuw wordt het door Jacob van Maerlant gebruikt als aanduiding voor een van de Middelnederlandse dialecten. Hij heeft het over 'Diets' naast 'Vlaams', 'Zeeuws' en 'Brabants'. In die zin gold 'diets' voor een meer naar het zuiden gebruikt Middelnederlands en 'duuts' (in wezen hetzelfde woord) voor een meer in het noorden gebruikt Middelnederlands. Op den duur ontstond echter een zekere consensus onder de taalgeleerden om 'diets' te gebruiken voor het gehele Middelnederlandse taalgebied. Deze betekenis had het zeker in de 19de eeuw. Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak, gebezigd op het 24ste Nederlandsche Taal- en Letterkundig Congres: "Allen die de aloude Dietsche tale spreken van Duinkerke tot den Dollard."
Een kleine groep taalgeleerden, voornamelijk uit de Zuidelijke Nederlanden, gebruikte in de 19de eeuw de term 'al-diets' om daar de gehele Neder-Duitstalige gemeenschap mee aan te duiden. Deze gemeenschap strekte zich uit van Vlaanderen, via Nederland en Westfalen tot ver in het Noorden en Noord-Oosten van Duitsland (Aldietse Beweging). Een van de voorvechters om van het Neder-Duits het nieuwe Diets te maken was de Antwerpenaar Constant J. Hansen.
In en na de Eerste Wereldoorlog kwam de term 'diets' in het bijzonder in gebruik bij Groot-Nederlanders die vanuit de Dietse taal- en cultuurgemeenschap ook een politieke Dietse eenwording bepleitten. In deze zin is er sprake van organisaties als De Dietsche Bond (1917), het Dietsch Studentenverbond (1922) en Dietsche Studentencongressen (1923) en periodieken als Dietsche Stemmen (1916) en de Dietsche Gedachte (1926).
Een nieuwe dimensie kreeg het politieke gebruik van het woord 'diets' toen een aantal organisaties, die vanuit hun ideologie een politieke en culturele eenheid van de Nederlandstalige gemeenschap voorstonden, zich in extreem-rechtse en autoritaire richting ontwikkelde. Dit gebeurde in het Noorden met de Nederlandse Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) (1931) en Zwart Front (1934). In het Zuiden was dit het geval met het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (1931) en met het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) (1933). Ook Wies Moens' "volksch- dietsche" opvattingen, ontwikkeld na 1930, en uitgedragen in Dietbrand, waren doortrokken van een rechts- autoritaire ideologie.
In de Tweede Wereldoorlog raakte het begrip 'diets' op de achtergrond, omdat de Duitse bezetters in Nederland en in België elke vorm van Groot-Nederlandse activiteit verboden. Dit trof niet alleen de democratische Groot-Nederlandse organisaties, maar ook de ideologisch aan het nazi-regime verwante organisaties. In NSB-kringen maakte onder anderen G.W. Hylkema in zijn Ras en toekomst gebruik van de term "Groot-Dietschland" als een van de Germaanse landen die onderling door "een band des bloeds" verbonden waren. Het voorvoegsel 'groot' zou betrekking kunnen hebben op Frans-Vlaanderen, dat men samen met Vlaanderen en Nederland tot een geheel wilde maken. Daarnaast zien we in Vlaanderen dat een enkele Vlaams-nationalistische organisatie uit verzet tegen de vergaande collaboratie van het VNV zich tooide met de term 'diets', zoals bijvoorbeeld het Dietsch Solidaristisch Keurfront en het Dietsch Eedverbond. Behalve een meer anti-Duitse en vooral anti-Germaanse inslag veranderde er ideologisch niet veel meer.
Na 1945 bleef het begrip 'diets' volledig gelijkgesteld met rechts-autoritair denken. Alleen enkele organisaties waarin op de een of andere wijze weinig of geen afstand van fascistische en nationaal-socialistische denkbeelden was genomen, hanteerden nog het woord 'diets'. Zo vinden we het terug in het Algemeen Diets Jeugdverbond, de Dietse Solidaritische Beweging en het Verbond van Nederlandse Werkgemeenschappen Were Di met het blad Dietsland Europa. Genoemde organisaties waren en zijn over Nederland en Vlaanderen verspreid, zij het soms met veranderde namen.
Literatuur
'Dietsch', in Woordenboek der Nederlandsche Taal, III, 1916, kol. 2591;
M.C. van den Toorn, Dietsch en Volksch. Een verkenning van het taalgebruik der nationaal-socialisten in Nederland (Nieuwe Taalgids, Cahiers 5, 1975);
L. Simons, Van Duinkerke tot Königsberg. De geschiedenis van de Aldietsche Beweging, 1980;
M.C. van den Toorn, Wij melden u den nieuwen tijd: een beschouwing over het woordgebruik van de Nederlandse nationaal-socialisten, 1991;
M. van der Wal, Geschiedenis van het Nederlands, 1992;
J. van Donselaar, Fout na de oorlog. Fascistische en racistische organisaties in Nederland 1950-1990, 1991;
R. van Doorselaer (e.a.), Herfsttij van de 20ste eeuw. Extreem- rechts in Vlaanderen 1920-1990, 1992;
M.C. van den Toorn (e.a.) (red.), Geschiedenis van de Nederlandse Taal, 1997.