Deconinck, Daniël A.
(Reningelst 24 januari 1921).
Behaalde het doctoraat in de rechten en het licentiaat in de politieke en sociale wetenschappen en in de wijsbegeerte aan de Katholieke Universiteit Leuven.
In 1957 werd Deconinck redactielid van het blad Het Pennoen. Een jaar later trad hij toe tot de Volksunie (VU) en was hij lijsttrekker voor de Kamer in Brussel. Pas na de parlementsverkiezingen van 26 maart 1961 kon hij een zetel veroveren (tot 1965). Als Kamerlid werkte hij vooral rond de taalgrensproblemen, de taalwet in bestuurszaken, en een statuut voor Brussel. Tijdens de grondwetsherziening pleitte hij vanuit een persoonlijk initiatief voor wetgevende macht voor interprovinciale assemblees. Hij was de inspirator van vijf Vlaams-federale landdagen in Brabant (1959-1963) en werkte mee aan talrijke bladen zoals De Nieuwe, Kultuurleven, Links, Het Pennoen, Streven en Wij.
In de jaren 1960 trachtte Deconinck binnen de VU een breed travaillistisch en federalistisch front (federalisme) uit te bouwen, waarvoor hij ook contacten aanknoopte met mensen buiten de traditionele V.B. zoals bijvoorbeeld Antoon Roosens. Hij werd hierin gesteund door de VU- partijsecretaris Wim Jorissen. Dit streven naar het opengooien van de partij riep binnen de VU echter verzet op van de traditionalistische Vlaams-nationalisten, die argumenteerden dat de VU door de pogingen van Deconinck haar nationalistische identiteit zou verliezen. Deconinck (gesteund door Jorissen) kwam binnen de partij tegenover Leo Wouters, Rudi van der Paal en Reimond Mattheyssens te staan. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1964 weigerde Deconinck onder de naam VU op te komen en diende een eigen lijst in, "Brusselse Belangen". Hij noemde dit zelf een lokale uiting van de frontvorming die hij binnen de VU tot stand wilde brengen. Deconincks poging slaagde; hij werd met 5,02% verkozen tot Brussels gemeenteraadslid (tot 1970). Ondertussen waren de eerste onderhandelingen tussen de sociaal-flamingant Roosens en de VU mislukt, waarna een tweede poging tot frontvorming ondernomen werd. Roosens richtte samen met Deconinck, Roger Bourgeois (ex- Christelijke Volkspartij) en Staf Verrept de Vlaamse Democraten op en startte opnieuw onderhandelingen met de VU. Onder impuls van Marcel Brauns organiseerde de rechterfractie binnen de VU echter een oppositiefront en de VU wees in februari 1965 de lijstvoorstellen van de Vlaamse Democraten af. Deconinck en zijn medestanders werden uit de VU gezet. Bijgevolg besloot Deconinck dan maar apart met de Vlaamse Democraten de frontgedachte bij de parlementsverkiezingen van 1965 door te zetten.
Te Brussel-Halle-Vilvoorde, Leuven, Limburg en Roeselare-Tielt werden door de groep rond Deconinck onder de naam Vlaams Front van Democraten aparte lijsten ingediend. Toen deze poging echter totaal mislukte, verliet Deconinck daarop onmiddellijk de Vlaamse Democraten. In 1970 kwam hij opnieuw op bij de Brusselse gemeenteraadsverkiezingen. Dit keer stond hij op de lijst van de Rode Leeuwen, een Vlaamse lijst van de Belgische Socialistische Partij. Hij werd echter niet meer verkozen.
Werken
Het Katholiek Vlaams Bestek, z.j.;
'Het Vlaamse Land en de Wereldtentoonstelling 1958', in Streven (mei 1958);
'Federalisme contra Nationalisme', in Het Pennoen (februari 1960);
'Federalisme en Democratie', in Ter Discussie, speciaal nummer (1965);
'Schets van een statuut voor de hoofdstad', in Kultuurleven (januari 1968);
'De hoofdstedelijke agglomeratieraad en een interprovinciale assemblee voor het Vlaamse en het Waalse land', in Het Pennoen (juni 1971);
'Hoe regionaal wordt België?', in De Standaard (4 november 1971).