Coussens, Jules
(Wevelgem 24 juli 1898 – Kortrijk 29 oktober 1978).
Werd als zoon van een kleine vlasbaas in 1921 vrijgestelde van het Kortrijkse Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV). In 1922 stuurde het vakverbond Coussens naar de Sociale School in Heverlee. Na er in 1924 het diploma van maatschappelijk assistent te hebben behaald, werd hij algemeen secretaris van het ACV voor het gewest Kortrijk. Hij bekleedde die functie tot eind 1936. Hij was tevens gemeenteraadslid (1926-1928), schepen (1939-1950) en burgemeester (1950-1959) te Kortrijk, provincieraadslid voor West-Vlaanderen (1932-1933) en volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Kortrijk (1933-1946). Vanaf 1945 leidde hij een autobusbedrijf.
Tijdens zijn studies in Leuven was Coussens een haantje-vooruit in de rumoerige katholieke Vlaamse studentenbeweging. Hij was herhaaldelijk betrokken bij vechtpartijtjes met Waalse studenten. In 1926 werd hij op een afzonderlijke lijst van het Algemeen Christelijk Werk(nem)ersverbond (ACW) verkozen tot gemeenteraadslid van Kortrijk. In de gemeenteraad ijverde hij voor de vernederlandsing van het stadsbestuur en betere lonen voor het stadspersoneel, maar omdat hij zijn zin niet kreeg diende hij in 1928 zijn ontslag in. In 1939 deed Coussens zijn wederoptreden in de Kortrijkse gemeentepolitiek. Hij werd schepen, weer als vertegenwoordiger van het ACW, dat bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1938 andermaal met een eigen lijst was opgekomen. Medio 1942 kreeg hij van de bezetter het verbod zijn functie van schepen nog verder uit te oefenen. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1946 stond Coussens op de lijst van de Christelijke Volkspartij (CVP). Hij werd verkozen en voorgedragen als burgemeester, maar moest zich tevredenstellen met de functies van eerste schepen en waarnemend burgemeester. Als fiscaal en sociaal raadgever was Coussens tot midden 1948 verwikkeld in een zaak van economische collaboratie, die echter voor wat zijn rol betreft zonder gevolg werd geklasseerd. In oktober 1950 volgde hij Alfred de Taeye, minister geworden, als burgemeester op. Onder zijn leiding organiseerde Kortrijk in juli 1952 de grandioze Guldensporenfeesten. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1952 bekleedde Coussens de negende plaats op de middenstandslijst. Het werd een persoonlijke triomf, zodat hij probleemloos opnieuw burgemeester werd. In 1958 namen ACW en middenstand weer samen aan de gemeenteraadsverkiezingen deel, met Coussens op kop. Tegen het akkoord in – zo beweerde hij – werd hij geen burgemeester. Er ontstond een breuk met de CVP, die nooit meer hersteld zou worden. Coussens ging in de oppositie. Hij voerde bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1964 de kartellijst Volksbelangen-Volksunie aan en was bij de volgende verkiezingen lijstduwer op dezelfde lijst. Met radde en kleurrijke opmerkingen en met soms geveinsde woede-uitvallen voerde hij in de gemeenteraad een harde oppositie.
Na in 1932 voor de katholieke partij provincieraadslid te zijn geworden, kwam hij in 1933 als vertegenwoordiger voor het arrondissement Kortrijk in de Kamer van Volksvertegenwoordigers terecht. Bij de verkiezingen van 1936 en 1939 behield hij zijn zetel. Bij die van 1946 moest hij evenwel de plaats ruimen voor De Taeye en kon hij zelfs geen plaats krijgen op de CVP-lijst. Bij de Kamerverkiezingen van 1949 kwam Coussens helemaal alleen op. Hij kwam maar enkele tientallen stemmen tekort om verkozen te worden. In 1965 nam hij in het arrondissement Kortrijk als lijsttrekker voor de Kamer van de Vlaamse Volkspartij – een kartellijst Volksunie-Volksbelangen – voor de laatste maal aan de verkiezingen deel. Ondanks een groot aantal voorkeurstemmen (4769) werd hij niet verkozen.
In de Kamer behoorde Coussens, samen met onder meer Gustaaf Sap en Leo Vindevogel, tot de uitgesproken Vlaamsgezinde vleugel van de katholieke partij. Typerend is dat hij bij conflicten herhaaldelijk een van de katholieke parlementsfractie afwijkende houding aannam, zo bijvoorbeeld toen begin 1935 de regering zich niet verzette tegen burgemeester Adolphe Max, die een Vlaamse betoging te Brussel verbood, of in 1939, toen hij zich naar aanleiding van het incident Georges Hubin-Flor Grammens verzette tegen de uitsluiting van Grammens uit het parlement. Coussens was trouwens zeer actief in de Grammensactie. Hij was lid van de Raad der Daad en behoorde tot de parlementsleden die Grammens regelmatig raadpleegde. Een en ander had tot gevolg dat Coussens in de katholieke kringen te Kortrijk altijd 'de Vlaams-nationalist' genoemd werd, een predikaat dat hij geenszins afwees. Coussens was een typische oppositiefiguur, die wellicht altijd dichter bij de Vlaams-nationalistische dan bij de katholieke partij heeft gestaan.
Literatuur
F. Grammens, 40 jaar heldhaftige Uilenspiegelkamp, 1961;
J. Florquin, 'Jules Coussens', in Ten huize van..., VII, 1971;
'Interview Jules Coussens', in Zuidwester. Onafhankelijk Informatieblad voor Zuid-West-Vlaanderen, nr. 21 (februari 1977), p. 1 en p. 4-6;
F. Germonprez, 'Coussens, Juul', in Kortrijkse figuren, 2de reeks, 1980, p. 159-162.
Verwijzingen
zie: Vlaams-nationalistische partijen.