Clauw, Edward
(Diksmuide 27 juni 1884 – Oostende 26 maart 1987).
Was in 1902-1905 soldaat-vrijwilliger en werd nadien herbergier in Brugge. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Clauw ingedeeld bij een transporteenheid die gekwetsten vervoerde en waarin ook Frans Daels dienstdeed. Vier jaar reed Clauw met paard en kar naar de Dodengang in Diksmuide, bracht er water en keerde terug met doden en gewonden.
Na de oorlog vestigde Clauw zich in Diksmuide. Hij werkte aanvankelijk bij de Dienst der Verwoeste Gewesten en begon in 1923 een hotel op de Grote Markt. Hij was de stichter en eerste voorzitter van het Verbond der Vlaamse Oud-strijders in Diksmuide. In 1924 werd hij lid van het IJzerbedevaartcomité en hij bleef dat tot de leeftijd van 102 jaar. Hij ijverde voor de bouw van de IJzertoren in Diksmuide en kreeg in 1925 van het IJzerbedevaartcomité de opdracht om hiervoor in Kaaskerke grond aan te kopen.
Van 1932 tot 1949 was Clauw secretaris van de Commissie van Openbare Onderstand in Diksmuide. In die functie was hij tijdens de Tweede Wereldoorlog belast met Winterhulp. Eind 1944 haalde hij met Clemens de Landtsheer en Karel Leire het grote schilderij Guldendoek van Vlaanderen van Henry Luyten naar Diksmuide en verborg het tot 1965 in zijn woning. Het hangt nu in de IJzertoren.
Na zijn pensionering hield Clauw zich nog een kwarteeuw bezig met 'zijn' toren. Zo was hij dagelijks op de werf toen de nieuwe IJzertoren werd gebouwd. Hij was ook verantwoordelijk voor de werkkampen voor studenten en een bezielende gids voor de bezoekers.
Literatuur
L. de Lentdecker, 'Basissteen van IJzertoren, Edward Clauw, is honderd', in De Standaard (27 juni 1984);
K. Baert, 'Edward Clauw: 100 jaar', in De VOS (14 en 28 september 1984).
Verwijzingen
zie: Emiel de Smedt (vooraan rechts).