Claerhout, Juliaan
(Wielsbeke 9 december 1859 – Kaster 12 februari 1929).
Behoorde tijdens zijn humaniorastudies aan het Sint-Amandscollege in Kortrijk tot de eerste generatie van Vlaamsgezinde leerlingen. Aan het Grootseminarie te Brugge was Claerhout een ijverig medewerker van Guido Gezelle en de Friese geleerde Johan Winkler. Edouard de Gryse stimuleerde er zijn belangstelling voor de sociale problematiek en Florimond-Alphonse Fonteyne behoorde er tot zijn studievrienden. In 1884 werd hij tot leraar aan het Tieltse Sint-Jozefscollege benoemd, waar hij de in 1878 en 1883 getroffen vernederlandsingsmaatregelen van Mgr. Johannes Faict ver vooruitliep. Hij kwam daardoor snel in aanvaring met het bisdom. Een nieuwe benoeming in 1887 in Torhout veranderde daar weinig aan. In 1889 werd hij onderpastoor te Sint-Denijs, in 1894 directeur van de scholen in Pittem en ten slotte in 1911 pastoor te Kaster.
Vanuit het Tieltse Davidsfonds stimuleerde hij in 1885 de deken Leonardus L. de Bo-herdenking. Hij was actief betrokken bij de stichting en de eerste werkingsjaren van Het Belfort en verzorgde onder meer goed leesbare overzichten over de Europese, culturele en wetenschappelijke actualiteit. Hij werd ook een medewerker van Loquela en Biekorf.
Als christen-democraat wijdde Claerhout tevens aandacht aan Vlaamse sociale vraagstukken. Hij sympathiseerde met de christen-democratische initiatieven die in West-Vlaanderen werden genomen zoals de oprichting door deken De Gryse van de Gilde van Ambachten en Neringen (1891, Kortrijk) en de uitgave van het blad De Nieuwe Tijd (1896-1901) door Hugo Verriest. Voor zichzelf zag hij een taak weggelegd in het schrijven van volksopvoedende bijdragen.
Sinds 1895 wendde Claerhout zich langzamerhand af van het West-Vlaamse taalparticularisme en door zijn vroegtijdige voorkeur voor algemeen-Nederlands vervreemdde hij enigszins van zijn milieu en van Gezelle. Zijn grote specialiteit en deskundigheid werden paleontologie en archeologie. Daardoor publiceerde hij nagenoeg alleen nog in het Frans en verkeerde hij veel in Franstalige kringen in Kortrijk en in Brussel. Zijn houding werd echter niet anti-Vlaams, zoals wel beweerd werd. Zijn werk bleef getuigen voor een groot Vlaams verleden en zijn sociaal engagement maakte hem tot een der meest populaire priesters in West-Vlaanderen.
Werken
Guido Gezelle. Aandenken (anoniem), 1899;
Oud Vlaanderland. Tien vertellingen, 1913.
Literatuur
A. Deloe, Belgique ancienne, 4 dln., 1928-1939;
P.P. Debbaut, 'Esquisse nécrologique. Le révérend monsieur J. Claerhout', in Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk (1929), p. 9-16.;
'Pastor Claerhout. Een der geleerdste priesters van ons land', in Ons Volk Ontwaakt (1929), p. 610;
E. de Seyn, Dictionnaire biographique des Sciences, des Lettres et des Arts en Belgique, I, 1935;
J. Persyn, 'Claerhout, Juliaan', in NBW, III, 1968;
id., Juliaan Claerhout. Gemiste kans of menselijk tekort?, 1975;
P. Bonquet, Juliaan Claerhout. Westvlaams priester-archeoloog, KUL, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1983;
M. Baeck en B. de Leeuw, Het Belfort, 1886-1899 (Bibliografie van de Vlaamse tijdschriften in de negentiende eeuw, nr. 10, 1985);
R. Vanlandschoot,'Hoogtij in de 19de eeuw (1848-1914)', in 300 Jaar College te Tielt. Van Schola Latina tot Sint- Jozefscollege, 1686-1986, 1986.