Carnoy, Albert J.
(Leuven 7 november 1878 – Leuven 12 januari 1961).
Studeerde in Leuven aan het Sint-Pieterscollege en promoveerde er aan de Katholieke Universiteit (KUL) tot doctor in de Romaanse (1901) en in de klassieke filologie (1902). Carnoy was achtereenvolgens docent (1902), buitengewoon (1904) en gewoon hoogleraar (1908) aan de faculteit wijsbegeerte en letteren en aan het Instituut voor Oriëntalisme van de KUL. Hij was een verdienstelijk pionier van de plaatsnaamkunde in ons land. Ondanks zijn Franstalige opvoeding en afstamming (zijn meeste werken zijn in het Frans geschreven) koesterde Carnoy zijn hele leven een warme sympathie voor de V.B. Als katholiek senator voor Brussel (1921-1936) vertegenwoordigde hij de christelijke arbeidersbeweging en stelde hij in 1923 een parlementair verslag op over het voorstel tot vernederlandsing van de Gentse universiteit, de zogenaamde Nolf-wet (onderwijs). Hij was van in de beginjaren bestuurslid van de Vlaamse Toeristenbond. In 1923 werd hij briefwisselend en in 1930 werkend lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. In 1940 aanvaardde hij de functie van bestuurder van de Academie, waardoor hij bewees dat het voor een Waal mogelijk is als Vlaams burger op te treden en dat hij de belangen van de gemeenschap waarin hij was opgenomen, ten volle en onvoorwaardelijk kon behartigen. Daartoe had hij ook de gelegenheid gehad als minister van binnenlandse zaken en volksgezondheid (1927-1929).
Literatuur
K. Roelandts, 'Prof. Dr. Albert Joseph Carnoy', in Jaarboek van de KVATL (1963), p. 329-334;
id., 'Carnoy, Albert Jozef', in NBW, I, 1964.