Callewaert, Jules L.

Uit NEVB Online
Ga naar: navigatie, zoeken

(Torhout 4 februari 1886 – Gent 25 november 1964).

Werd geboren in een landbouwersgezin. Na de lagere school in Torhout ging Callewaert in 1898 naar het Klein Seminarie van Roeselare. In de geest van de blauwvoeterij stichtte hij de Houtlandersbond en schreef hij onder de pseudoniemen van Houtlander en Pauwel van Groenendaal in De Vlaamsche Vlagge. In september 1905 trad hij toe tot de dominicanenorde te Hoei. Na zijn noviciaatsjaar trok hij naar het klooster in Leuven. Daar volgde hij filosofie en theologie en raakte hij bevriend met Firmin Deprez, voorzitter van Amicitia. Ook Berten Pil, Hilaire Gravez en Arthur Mulier leerde hij in Leuven kennen. Na zijn priesterwijding in juli 1912 werd hij naar het dominicanenklooster van Oostende gezonden. Als predikant trok hij door West-Vlaanderen en schreef hij artikelen voor Ons Volk Ontwaakt, Hooger Leven, Ons Geloof en een godsdienstige kroniek in het Jaarboek van het Davidsfonds. In 1913 stichtte hij het Sint-Thomasgenootschap, een studiegroep voor studenten, middenstandsjongeren en jonge arbeiders.

Twee maanden na de Duitse inval trok pater Callewaert in oktober 1914 over Rotterdam naar Groot-Brittannië. Als vluchtelingenaalmoezenier stond hij de 8000 Belgische vluchtelingen in het gebied van Manchester bij. Hij schreef wekelijks artikelen in De Stem uit België en werkte mee aan Ons Vaderland (1914-1922) en De Belgische Standaard. Vele van zijn artikelen waren volks, bedoeld om de moed bij de vluchtelingen hoog te houden. Zijn radicale standpunten in zijn politieke artikelen zorgden voor polemiek, zeker in 1917 toen hij de vredespolitiek van paus Benedictus XV verdedigde. Hij veroordeelde het militarisme en verdedigde het pacifisme, wat een storm van protest uitlokte bij de Franstalige dagbladen. Callewaerts vredespolitiek was nauw verbonden met zijn flamingantisme, dat door de oorlog sterk radicaliseerde. Hij had ruime aandacht voor de Frontbeweging. Zijn verzoek tot legeraalmoezenier aangesteld te worden, werd echter niet ingewilligd. Pater Callewaert verdedigde de politiek van Cyriel Verschaeve en keurde de bestuurlijke scheiding goed. Hij pleitte in het openbaar voor een vrij Vlaanderen en een vrij Wallonië onder de naam België, maar hoopte op een Groot-Nederlandse republiek.

Na het herstel van een zware influenza ruilde Callewaert in februari 1919 Groot-Brittannië in voor het dominicanenklooster van Oostende. Daar hervatte hij zijn preken door West-Vlaanderen. Maar omwille van zijn uitgesproken Vlaamsgezindheid werd hij door de kerkelijke hiërarchie zeer wantrouwend bekeken. Er rezen moeilijkheden over de publicatie van zijn boeken Kerelsleven en Op den Uitkijk, een selectie van zijn artikelen uit De Stem uit België. Bisschop Gustave Waffelaert greep in de zomer van 1919 in en verbood Callewaert, samen met onder meer Verschaeve nog in West-Vlaanderen te prediken. Op 16 juni 1920 werd hij in ballingschap naar het dominicanenklooster van Tallaght (Ierland) gestuurd. Daar leerde hij de Ierse nationale beweging beter kennen en schreef hij Ierland en het Iersche Volk, dat in 1923 verscheen.

Op 6 juni 1921 keerde Callewaert terug en vestigde hij zich in het dominicanenklooster van Gent. Hij richtte zijn aandacht voornamelijk op de katholieke jeugdbeweging. In januari 1922 kreeg hij de leiding over het tijdschrift Onze Jeugd. Het sociaal godsdienstig blad kreeg meteen een Vlaams-nationalistische oriëntering. Hij publiceerde bijdragen over een theoretische fundering van een katholiek Vlaams- nationalisme en hij plaatste vraagtekens bij de christen-democratie. Onder druk van de kerkelijke hiërarchie moest hij de hoofdredactie in 1928 opgeven. In deze jaren gaf hij voordrachten voor het Sint-Thomasgenootschap in Leuven. Maar na de dood van student Berten Vallaeys tijdens het negende Groot-Nederlands Studentencongres in april 1924 kreeg pater Callewaert verbod nog in Leuven op te treden. Daarop richtte hij aan de Gentse universiteit een nieuw Sint-Thomasgenootschap op. Dankzij dit genootschap en zijn voordrachten had pater Callewaert een grote invloed op de katholieke jeugd. De kerkelijke overheid verweet pater Callewaert dat zijn nationalistische organisatie geen propaganda maakte voor de Katholieke Actie en zo die beweging ondermijnde. In 1935 oogstte zijn Gebed voor Vlaanderen en de Wereldvrede, dat nog regelmatig op de IJzerbedevaart wordt voorgelezen, veel kritiek. Volgens de nationalisten sloot het gebed te veel aan bij het internationaal en pacifistisch imago dat Frans Daels aan de bedevaarten wilde geven. Callewaert onderhield goede relaties met het Verbond der Vlaamse Oud-strijders (VOS), waarvan hij de geestelijke raadsman was. Na de parlementsverkiezingen van 24 mei 1936 bood het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) hem het mandaat van gecoöpteerd senator aan, maar hij weigerde, alhoewel hij zeer dicht stond bij het VNV en hij een persoonlijke vriend was van VNV-leider Staf de Clercq.

Begin januari 1939 werd Callewaert naar het klooster in Antwerpen overgeplaatst, waar hij tot prior werd gekozen. Daar leerde hij de Duitse pater Stratmann kennen, die naar Antwerpen was gevlucht om aan de nationaal-socialistische vervolging te ontlopen. In Antwerpen hield hij een Oorlogsdagboek bij. Toen hij in oktober 1940 terug naar Gent werd geplaatst, vervolgde hij het dagboek met 100 slagwoorden en gemeenplaatsen of halve waarheden en gehele leugens. In deze dagboeken volgde hij de oorlogssituatie op de voet. Hieruit blijkt dat hij niet van het nationaal-socialisme, de SS en de Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap hield. Toch hoopte hij dat door een Duitse overwinning Vlaanderen zijn eigen bestaan zou kunnen opbouwen. Met de Belgische Kerk raakte hij weer overhoop toen deze hem in 1942 verbood deel te nemen aan de IJzerbedevaart. Na de dood van zijn vriend De Clercq bekritiseerde hij openlijk de politiek van het VNV. Op 3 maart 1943 bezorgde hij aan de nieuwe VNV-leider Hendrik Elias zijn open brief, waarin hij de opbodpolitiek aanklaagde. Het VNV moest volgens hem twee valse principes – Duitsland moet de oorlog winnen en het nationaal-socialisme – opzijschuiven. Want, stelde pater Callewaert, Duitsland geeft geen enkele garantie en het nationaal-socialisme betekent het einde van de katholiciteit van Vlaanderen. Daarom zou het VNV zonder compromissen het Vlaamse belang centraal moeten stellen en desnoods een confrontatie aandurven. Elias wees de kritiek meteen van de hand, maar binnen het VNV kreeg de brief grote weerklank. Grote ophef veroorzaakte pater Callewaert ook met zijn verslag aan koning Leopold III over de houding van de Vlamingen tegenover de koning. Volgens pater Callewaert kreeg hij begin juni 1943 het bezoek van rustend kolonel-majoor Sevens, die verklaarde te spreken namens een comité voor de rehabilitatie van Leopold. De koning wenste als staatshoofd aan te blijven bij een geallieerde overwinning en wou als voorbereiding zich inlichten over de publieke opinie. Daarop kreeg pater Callewaert een vragenlijst. In zijn verslag, gedateerd 15 augustus 1943, pleitte hij voor een rechts-katholiek integrisme en een autoritaire staat en wees hij de parlementaire democratie zonder meer af. Het verslag lekte snel uit en veroorzaakte scherpe reacties. Niet zozeer de inhoud, maar wel het feit dat de koning het noodzakelijk vond om iemand als pater Callewaert te raadplegen, schokte. Camille Huysmans gewaagde van een "wijwaterdictatuur". Na de bevrijding in september 1944 leefde Callewaert ondergedoken in het klooster van Gent. Op 20 april 1945 werd hij gearresteerd. Op 7 maart 1946 werd hij door de krijgsraad veroordeeld tot zes jaar hechtenis en vijf miljoen frank boete, een straf die op 25 juni 1946 in beroep werd omgezet tot twaalf jaar en vijf miljoen frank boete. Op 23 oktober 1948 kwam hij vrij, op voorwaarde dat hij België verliet. Daarop vestigde hij zich als aalmoezenier in Zwitserland (Neggio nabij Lugano). In de lente van 1950 keerde hij naar het klooster in Gent terug. Vanaf die jaren schreef hij artikelen voor Thomas, maandblad van het Sint-Thomasgenootschap, en onder het pseudoniem van Mac Namara voor Periscoop, het maandblad voor atheneumleerlingen. In 1951 weigerde hij naar de IJzerbedevaart te gaan, vooral omwille van de "te slappe houding van het huidig comité". Hij verweet het IJzerbedevaartcomité niets te doen voor Daels en nooit te protesteren tegen de aanvallen in verband met de Duitsgezindheid van het oorlogscomité en de collaboratie. In 1956 en 1957 keerde pater Callewaert terug om zijn gebed voor te lezen, maar in 1958 werd hij tot zijn grote ergernis vervangen door Aloïes de Maeyer. Tot 1961 bleef hij niettemin present op de IJzervlakte.

Werken

De Toekomst der Katholieke Jonge Wacht en de Katholieke Jonge Wacht der toekomst, 1913; 
Jeugdschoonheid, 1917 (heruitgave: Zoon van mijn volk, houd U sterk, 1940); 
De Haat tegen het Kind, 1919 (derde uitgave: De Vrees voor het Kind, 1928); 
Kerelsleven, 1920; 
Op den Uitkijk, 1920; 
Onze Vlaamsche Volksjeugd, 1921; 
De Sterke Vrouw van Vlaanderen, 1921; 
Zelfeerbied, 1922; 
Ierland en het Ierse Volk, 1923; 
Hoogeschoolleven, 1924 (heruitgave: Studentenleven, 1929); 
Aristocratie, 1929; 
Schoonmenselijkheid, 3 reeksen, 1930-1932; 
De geloofsafval in Vlaanderen, 1933; 
De afval van het idealisme, 1936; 
En Vlaanderen voor Christus, 1941; 
Levensgezondheid, Brieven aan jonge mensen, 1952.

Literatuur

P.J.A. Nuyens, Pater L.J. Callewaert, Met woord en daad in Liefde, 1969; 
id., 'Jules Carolus Callewaert', in NBW, IV, 1970; 
A. Callens, 'Pater Jules Callewaert en De Stem uit België', in Verschaeviana (1982), p. 37-62; 
R. de Deygere, 'Cyriel Verschaeve en Pater Callewaert. Een beoordeling van de Vlaamse radicale collaboratie', in Kultuurleven (1988), p. 793-803; 
W.C. Meyers, 'Pater Callewaert, getuige van en medespeler in het Vlaams-nationalisme voor en tijdens de bezetting', in 1940: België: een maatschappij in crisis en oorlog. Acta van het colloquium, 1990, 1993, p. 345-346; 
B. de Wever, Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945, 1994; 
J. Velaers en H. van Goethem, Leopold III. De Koning, het Land, de Oorlog, 1994.

Verwijzingen

zie: IJzerbedevaart, Sint-Thomasgenootschap, Frans Strubbe.

Auteur(s)

Bernard van Causenbroeck