Buysse, Cyriel
(Nevele 20 september 1859 – Afsnee 25 juli 1932). Broer van Arthur Buysse, neef van Rosalie en Virginie Loveling.
Kwam uit een fabrikantenfamilie. Buysse vestigde zich na zijn huwelijk (1896) met een Nederlandse in Den Haag. Vanaf 1899 bracht de familie de lente- en zomermaanden door in Afsnee bij Gent. Vlaanderen bleef ook de belangrijkste inspiratiebron voor zijn werk. In 1903 werd Buysse redacteur van het tijdschrift Groot Nederland.
Ontmoedigd over de miskenning die hij in Vlaanderen had ondervonden, schreef hij in De Amsterdammer van 17 januari 1897 over Flamingantisme en Flaminganten. Hij verweet de flaminganten dat ze zonder overtuiging handelden en hun flamingantisme "als een politieken hefboom" gebruikten.
Hij noemde het 'Vlaams' "een arme, kleine taal, en een schrijver van talent kan het maar diep betreuren dat hij over geen beter voertuig van gedachtenverspreiding beschikt". Hij zou in die periode ook enkele verhalen in het Frans publiceren, onder meer in het Gentse tijdschrift Le Réveil, en probeerde via zijn vriend Maurice Maeterlinck door te dringen op de Franse scène, onder meer met een bewerking van Driekoningenavond (Le Bâtard). Later, onder meer in 1909, betreurde hij zijn houding tegenover het flamingantisme en bekende hij dat hij zich te kras had uitgelaten: hij had "de toenmalige leidsmannen" der V.B. "met de zaak zelve" verward. Intussen was de reactie in Vlaanderen heftig geweest en toen, naar aanleiding van de bespreking van de Gelijkheidswet, Franstalige senatoren aan de hand van zijn artikel van 1897 de waarde van onze taal in twijfel trokken, nam August Vermeylen hem op de korrel. Daarna sprak Buysse zich echter duidelijk uit voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit en stelde hij met genoegen vast dat het Nederlands in Vlaanderen zo actief werd verbreid. Ook roemde hij de verwezenlijkingen van de Gentse socialisten. De socialisten van hun kant erkenden, met name op aangeven van Edward Anseele, meteen de betekenis van Het gezin van Paemel. Het stuk schetst de tragische ondergang van een arme Vlaamse pachter en is een realistische weerspiegeling van bestaande historische toestanden: de economische crisis en de hiermee samengaande armoe, de emigratie van het plattelandsproletariaat, de opkomst van het socialisme. Uleken is de roman van de opstand tegen al wat Vlaanderens ontwikkeling in de weg bleef staan. Hij eindigt openbarend: "Boven op de stuurstang van de 'piedesiekel' van Allewies stond het leeuwenvlaggetje licht te wapperen..." In 1915 zat Buysse in de redactie van De Vlaamsche Stem. Hij was echter medeondertekenaar van het manifest dat op 21 juli werd gepubliceerd en waarin onder meer bevestigd werd dat de V.B. geen afbreuk wilde doen aan de staatkundige eenheid van België; op 17 augustus 1915 verliet hij de redactie.
In 1930 werd Buysse lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, nadat men hem voordien al tijdens grootse plechtigheden in Antwerpen en Brussel hulde had gebracht.
Zijn gehele werk wordt door velen beschouwd als een getuigenis van de opstand der Vlamingen tegen elke onderdrukking. Van het eerste, totaal pessimistische realisme evolueerde Buysse geleidelijk naar een meer bezonnen analyse van de oorzaken die zijn romanbevolking in een dergelijke primitieve toestand hadden gebracht en gelaten. De grauwe noodlotsgedachte maakte langzamerhand plaats voor levensaanvaarding en zelfs voor een gematigde hoop op een toekomst waarin meer begrip en eerbied voor onderlinge onafhankelijkheid mogelijk zouden zijn. Hij heeft in zijn werk niet alleen de verpauperde Vlaamse boerenbevolking beschreven maar ook de burgerij en in mindere mate de adel op het platteland.
Werken
'Het socialisme en de Vlaamsche landlieden', in De Gids, jg. 1 (1895), p. 204-216;
'Flamingantisme en flaminganten', in De Amsterdammer (17 januari 1897);
'Les lettres flamandes', in La Revue encyclopédique (24 juli 1897), p. 611-613;
'Flamands et hollandais devant les langues étrangères', in Bulletin de l'Association flamande pour la vulgarisation de la langue française (25 augustus 1900);
'n Leeuw van Vlaanderen, 1900;
Het gezin van Paemel, 1903;
P. van Hove (pseudoniem), 'Belgische intellectuele toestanden', in Groot Nederland, jg. 1 (1903), p. 348-362;
'Een brief', in Vlaamsche Gazet van Brussel (3 maart 1909);
'Vredesdagboek', in Groot Nederland, jg. 18 (1920), p. 69-90;
'Korte beschouwingen over een warme zaak', in Groot Nederland, jg. 20 (1922), p. 220-224;
Uleken: van oud en jong, 1926;
A. van Elslander en A. Musschoot (red.), Verzameld werk, 7 dln., 1974-1982.
Literatuur
'Onze taal voor den Senaat en voor Buysse', in A. Vermeylen, Verzamelde Opstellen, I, 1904, p. 115-124;
A. Mussche, Cyriel Buysse, 1929;
H. van Puymbrouck, Cyriel Buysse en zijn land, 1929;
A. van Elslander, Cyriel Buysse. Uit zijn leven en zijn werk, 2 dln., 1960-1961;
id., 'Buysse, Cyriel', in NBW, I, 1964;
M. Galle, Cyriel Buysse, 1966;
id., 'De verhouding van Cyriel Buysse tot de Vlaamse Beweging en "Van Nu en Straks". Een nieuw document', in Handelingen van de KZMTLG, jg. 20 (1966), p. 173-181;
P. van Vreckem, De invloed van het Franse naturalisme in het werk van Cyriel Buysse, 1968;
A. Musschoot (red.), 'Cyriel Buysse 1859-1932', in Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap, 1985.