Boon, Jan F.
(Halle 6 januari 1898 – Ukkel 31 december 1960).
Was grotendeels op zelfstudie aangewezen en onderging veel invloed van kapelmeester en latere activist Antoon Moortgat, die hem zangonderricht gaf en hem de Vlaamse letterkunde leerde kennen. Als schooljongen was Boon actief lid van de plaatselijke Vlaamse studentenbond. In 1913 trad hij in dienst van de drukkerij Action catholique te Brussel. Samen met deken A. Michiels en directeur Magosse van het O.-L.-V.-Instituut behoorde hij tot de stuwende krachten van de V.B. in Halle, die overigens nauw verbonden was met het bewaren en ontwikkelen van het katholieke karakter van dit mariaal bedevaartsoord, onder andere via het Mariaspel van Moortgat, dat in 1910 voor het eerst werd opgevoerd en waarin Boon optrad.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog trad Boon in de activistische beweging, samen met heel wat van zijn katholiek-flamingantische vrienden uit Halle en omgeving. Hij behoorde tot de harde kern van betaalde propagandisten in Halle en was redacteur van De Hallenaar, dat door de propagandadienst van de Raad van Vlaanderen gesticht en gefinancierd werd. Hij bezorgde de Raad van Vlaanderen lijsten van Halse activisten, passieven en tegenstanders, en hoopte dat hij en zijn maats het Halse gemeentebestuur in handen konden nemen. Binnen het activisme koos hij uiteindelijk voor de unionisten. Boon vond de radicalere Jong-Vlamingen te Duitsgezind, te autoritair ingesteld en te militaristisch. Hij vreesde een eventuele overgang van Wallonië naar Frankrijk. Dat zou de Franse grens tot bij Halle brengen, wat voor de sterk anti-Franse Boon te ver ging. Op persoonlijk vlak betekende zijn activistisch engagement een grote sociale promotie. Dankzij de bestuurlijke scheiding kon de Raad van Vlaanderen ambtenarenbanen aanbieden en Boon heeft die kans genomen. Het liefst was hij op de Koninklijke Bibliotheek terechtgekomen, een keuze die werd gemotiveerd door zijn literaire aanleg en belangstelling.
Na de Duitse nederlaag zette hij zijn activistisch engagement ondergronds voort. Er werd immers gehoopt dat de flamingantische frontsoldaten (Frontbeweging) in opstand zouden komen en daarbij moest het activisme, met krachtige agitatie, een stimulerende rol spelen. Boon werd in maart 1919 gearresteerd, maar hij kreeg na twee weken voorarrest ontslag van rechtsvervolging. Daarna fungeerde hij als een van de koeriers tussen de gevangen August Borms, de leiding van Het Vlaamsche Front en de activisten in Nederland. Door zijn activistisch engagement werd hij verdacht in de ogen van de België-getrouwe flaminganten van zijn geboortestad. Zo wilde deken H. Michiels hem in juli 1920 niet zien optreden als kardinaal Désiré Mercier in het Mariaspel.
Na een mislukte poging bij de fronterskrant Ons Vaderland werd hij in 1920 redactiesecretaris van De Standaard. In 1921 ging hij als redacteur over naar het weekblad Ons Volk Ontwaakt. In 1924 keerde hij terug naar De Standaard. Naarmate Boon ouder werd en professioneel meer in de kringen van Frans van Cauwelaert-getrouwen verkeerde, wijzigde zijn politieke overtuiging en werd hij een tegenstander van het Vlaams-nationalisme. Toen de macht over De Standaard in 1929 overging in handen van de katholieke politicus Gustaaf Sap, volgde Boon Marcel Cordemans als hoofdredacteur op. Boon schreef dan, zij het niet altijd van harte, in functie van de politieke doeleinden van Sap.
Als lid van de raad van beheer had hij vóór 1925, toen hij Wies Moens als secretaris opvolgde, reeds een rol gespeeld bij Het Vlaamsche Volkstooneel (VVT). Hij was een groot voorstander van een Vlaamse aanwezigheid in Brussel en wist het gezelschap onder te brengen in de Pletinckxstraat. Boon betrok de in het Frans schrijvende Vlaming Michel de Ghelderode bij het Vlaamse theaterrenouveau, onder meer door zijn vertaaltalent in dienst te stellen van diens oeuvre. Toen het Paleis voor Schone Kunsten zijn deuren opende, waagde Boon zijn kans bij de Brusselse franskiljons. Vooral na de Parijse triomf met Lucifer stond het VVT er in aanzien. Op 4 juli 1929 mocht hij de bekroning van zijn streven beleven, toen zijn ensemble, door toedoen van Herman Teirlinck, de kans geboden werd om De Geschiedenis van de Soldaat in het hoftheater te Laken voor het voetlicht te brengen. Boon maakte van de gelegenheid gebruik om de Vlaamse verzuchtingen te evoceren. Hij wilde de toenadering tot België bevorderen door een voornamere, hoofsere levensstijl te propageren. Wat hij hiermee in strijd achtte, werd genadeloos aan de kaak gesteld, onder meer in de rubriek "Cultuurbolsjewisme – Kroniek der Vlaamse grofheid", een van zijn talrijke innovaties die de journalistieke modernisering van De Standaard ten goede kwamen.
Op 26 juli 1939 volgde Boon de onverwacht overleden Theo de Ronde op als administrateur-directeur-generaal van het Nationaal Instituut voor Radio-omroep. Als ambtenaar werd hij ingeschakeld in de oorlogspolitiek en volgde de regering, na de Duitse inval, op haar terugtocht naar Frankrijk. Na de Franse overgave moest hij in Brussel zoveel mogelijk greep op de radiosector zien te bewaren, maar de Duitsers boden hem daartoe weinig gelegenheid. Vanwege zijn flamingantische en activistische achtergrond werd hij na zijn terugkeer nochtans gepolst of hij zich wilde inschakelen in de Nieuwe Orde onder leiding van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). Boon weigerde dit. Hij koos bovendien in het dispuut tussen koning en regering voor het regeringsstandpunt. Hij trad in het verzet, waar hij zich bedrijvig toonde in de sluikpers. Vanaf 15 december 1943 werd hij gezocht en moest hij onderduiken. Hij was een van de kopstukken achter de verzetsgroep Samoyède, die in opdracht van de geallieerden de hervatting van de uitzendingen bij de bevrijding moest voorbereiden. Op 4 september 1944 kon hij 's avonds vanuit een noodstudio in een radioapparatenfabriek te Ruisbroek de luisteraars opnieuw toespreken.
Na de bezetting deed Boon zijn best om een nieuw Vlaams cultuurnationalisme, binnen een Belgisch kader, te doen herleven. Hij speelde een belangrijke rol in het Brusselse flamingantisme en in de IJzerbedevaarten. Zijn doel was het bevorderen van een stevige verbondenheid van Vlaanderen en de Vlamingen met de democratie en met België. Naarmate de vroegere collaborateurs en hun geestesgenoten weer veld wonnen, gaf hij zijn betrokkenheid bij de IJzerbedevaart op. Vermeldenswaard is nog zijn geschrift Katechismus van de Vlaamse Beweging uit 1950, zowat het credo van zijn flamingantisme.
Zijn vroegere inwijding in de muziek kwam de topambtenaar van de Vlaamse omroep goed van pas. Muziek van eigen bodem kreeg altijd zijn bijzondere aandacht en hij zorgde voor de uitvoering en vulgarisering van composities van Peter Benoit, Lodewijk Mortelmans en vele anderen. In de jaren 1950 liet hij koordirigent Jan van Bouwel van stad tot stad trekken om het publiek Vlaamse liederen aan te leren. Zijn Vlaamse waakzaamheid kwam ook tot uiting in de zogenaamde 'lijnenslag' voor de beginnende televisie, waarin hij koos voor een Europese standaard (625 lijnen) in plaats van een binding aan de Franse televisie-industrie met haar 819 lijnen. Daarnaast stuwde hij de culturele autonomie door mee te werken aan de voorbereiding van de nieuwe omroepwet van 18 mei 1960. Zij werd van kracht enkele maanden voor zijn plotseling overlijden.
Werken
Herovering van Brussel, Prestigepolitiek!, 1933;
De Vlaamse gentleman in de school der wereld, 1948;
Een vaderland om te beminnen of de ontmoeting van de Vlaamse en de Belgische gedachte, 1949;
Katechismus van de Vlaamse Beweging, 1950.
Literatuur
Zo sprak Jan Boon, 1962;
Zo was Jan Boon, 1962;
Jan Boon anno 1970, 1970;
P. Wouters, Jan Boon. Een autobiografische studie vanaf zijn geboorte tot zijn benoeming bij het N.I.R. (1898-1939), KUL, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1981;
R. Casert, 'De Belgische radio-omroep en het oplossen van de oorlogssituatie (1939-1947)', in BTNG (1984), p. 487-510;
N. Bal, Mijn wankele wereld. Vier jaar in het socialistisch verzet, 1984;
G. Durnez, De Standaard. Het levensverhaal van een Vlaamse krant, I, 1985;
G. Boon, De Belgische radio-omroep tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het NIR-INR in het verzet 1939-1944, 1988;
J.-C. Burgelman, Omroep en politiek in België. Het Belgisch audio-visuele bestel als inzet en resultante van de naoorlogse partijpolitieke machtsstrategieën (1940-1960), 1990;
L. Vandeweyer, 'Van activisme naar verzet. Jan Boon als flamingant', in WT, jg. 51, nr. 4 (1992), p. 226-242.