Boerenbond
christelijke belangenvereniging van boeren en tuinders in Vlaanderen en de Oostkantons, opgericht in Leuven op 20 juli 1890.
Hoewel de Boerenbond vanaf 1897 het predikaat 'Belgische' begon te gebruiken, is zijn werking in het Franstalige landsgedeelte altijd beperkt geweest. De organisatie had ten doel, in de context van de agrarische crisis van het einde van de 19de eeuw en de vrees voor het socialisme, de Vlaamse boerenstand professioneel, politiek, sociaal en moreel te ondersteunen. Mede daardoor hoopte hij het Vlaamse platteland blijvend te hechten aan de Kerk en de katholieke partij. De Leuvense hoogleraar-politicus Joris Helleputte, die de hoofdfiguur was bij de stichting, samen met diens schoonbroer-politicus Frans Schollaert en de priester Jacob-Ferdinand Mellaerts die de eerste algemeen secretaris werd, vatten de Boerenbond op als een cruciale schakel in de reorganisatie van de maatschappij in christelijk-corporatieve richting.
De Boerenbond manifesteerde zich aanvankelijk als uitgesproken katholiek én Vlaams, twee onafscheidelijke elementen in de geest van het volksverbonden Vlaams-christelijke reveil rond de eeuwwisseling. Aan de vooravond van de eerste verkiezingen met algemeen meervoudig mannenstemrecht in 1894 hanteerde hij een ronduit flamingantisch discours; vanaf 1901 steunde hij het wetsvoorstel-Edward Coremans voor de vernederlandsing van het vrij middelbaar onderwijs, bepleitte hij de vernederlandsing van de Gentse tuinbouwschool en propageerde hij met een brochure het gebruik van het Nederlands in de contacten van zijn parochiale gilden met de overheden. Drie figuren van de Boerenbondtop – Helleputte, Emiel Vliebergh en Norbert Gijsen – waren tegelijkertijd sterk in de V.B. geëngageerd.
Onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog schaarde de Boerenbond zich onomwonden achter het Vlaamse minimumprogramma van Frans van Cauwelaert en de hernieuwde eis tot vernederlandsing van de Gentse Rijksuniversiteit. Met zijn vormingswerk, ook voor de vrouwen via de Boerinnenbond (nu Katholiek Vormingswerk van Landelijke Vrouwen) en de jeugd via de Boerenjeugdbond (nu Katholieke Landelijke Jeugd), heeft hij een niet te onderschatten rol gespeeld in de socio-culturele emancipatie van het Vlaamse platteland.
Maar tegelijkertijd koesterde de Boerenbond nationale ambities. Omwille van Helleputtes nationale opvatting van de corporatieve samenlevingsopbouw was al in 1892 een tweede 'comité directeur' aangesteld dat de expansie in Wallonië moest aanpakken. Datzelfde jaar was met de publicatie van een tweede Franstalig ledenblad, Le Paysan (later L'Agriculteur), gestart. De tweede algemeen secretaris van de Boerenbond, Edward Luytgaerens die perfect tweetalig was, zette vanaf 1903 de expansiepolitiek voorzichtig voort. Maar een doorbraak in Wallonië bleef uit. In 1914 was de bond sterk ingeplant in Vlaams-Brabant, de provincies Antwerpen en Limburg en in mindere mate in West- en vooral Oost-Vlaanderen waar tot 1914 een provinciale christelijke Landbouwersbond actief was. In Franstalig België werd de Boerenbond zowel politiek als kerkelijk teruggefloten: in Luik, Henegouwen, Namen en Luxemburg kwamen rond de eeuwwisseling wel provinciale christelijke landbouworganisaties tot stand. Omdat de christelijke landbouworganisaties in Wallonië na de Eerste Wereldoorlog financieel het hoofd nauwelijks boven water konden houden en de neutrale en anti-Vlaamse Fédération des Unions professionnelles agricoles er een nieuwe bedreiging vormde, breidde de Boerenbond in de jaren 1920 zijn commerciële werking in heel Wallonië uit: dit gold zowel voor de Aan- en Verkoopvennootschap (nu AVEVE) als de verzekeringen (nu ABB) en de Middenkredietkas (nu CERA). Waals-Brabant, dat tot het aartsbisdom behoorde, werd met toestemming van Mechelen voortaan integraal tot het Boerenbondgebied gerekend, de Oostkantons eveneens. Maar de oprichting van de katholieke én wallingantische Ligue agricole belge in het bisdom Namen getuigde van de tegenreactie. Het valt op dat de Boerenbond intussen zijn openlijk flamingantische opstelling achterwege liet. In de jaren 1930 werd het imbroglio in Wallonië opgelost door de oprichting van de christelijke Alliance agricole belge met een autonome werking als beroepsorganisatie, maar een sterke commerciële band met Leuven.
Die commerciële penetratie in Wallonië, gecombineerd met het uitblijven tot aan de verkiezingen van 1932 van een afkeuring door de Boerenbond van het escalerende Vlaams-nationalisme, resulteerden in scherpe kritiek van Waalse zijde én vanuit katholieke hoek. De landbouwcrisis van de jaren 1930 verhoogde de interne druk van de leden op hun organisatie, maar tegelijkertijd ondermijnde de algemene economische crisis het financiële draagvlak van de Boerenbond zelf, wat in 1935 uitmondde in de liquidatie van de Middenkredietkas. Daarna gingen de Waalse landbouworganisaties definitief hun eigen weg. Waals-Brabant bleef wel tot het werkingsgebied van de Boerenbond behoren. In de Oostkantons, waar de werking kort voor de Tweede Wereldoorlog was gestaakt, werden de activiteiten nadien voorzichtig hernomen. In Vlaanderen, waar de Boerenbond in de jaren 1920 een quasi monopoliepositie had verworven, heeft de externe en ook interne kritiek van gedupeerde leden in 1936-1937 meegespeeld in de oprichting van het Boerenfront dat snel in de richting van het Vlaamsch Nationaal Verbond evolueerde.
Na de Tweede Wereldoorlog behield de Boerenbond als ledenorganisatie lange tijd hetzelfde werkingsgebied, maar de Belgische staatshervorming maakte ook die toestand bevreemdend. Einde 1991 werd de uitgave van L'Agriculteur gestaakt en de ledenbeweging in Waals- Brabant overgedragen aan L'Alliance agricole belge. Omwille van een efficiënte belangenverdediging in de Europese Unie was de Boerenbond aanvankelijk geen voorstander van de regionalisering van het landbouwbeleid, maar de dynamiek van de Vlaamse regering, onder andere inzake landschaps- en milieubeheer, bewerkte een koerswijziging. Sinds april 1997 is het een eeuw oude predikaat 'Belgische' uit de naam van de Boerenbond geschrapt.
Werken
J.-H. Nuyens, Onze taal in de betrekkingen van de boerengilden van het Vlaamsche land en van den B.B., met de openbare besturen en met bijzonderen, 1904.
Literatuur
L. van Molle, Ieder voor Allen. De Belgische Boerenbond 1890-1990 (KADOC-studies, nr. 9, 1990).
Verwijzingen
zie: Fransmannen.