Blauwvoet
symbool in de Vlaamse studentenbeweging en in de V.B. in het algemeen.
Naar aanleiding van het conflict dat in 1875 in het Klein Seminarie van Roeselare ontstond tussen superior en Vlaamsgezinde leerlingen namen deze laatsten de blauwvoet als symbool van hun opstand. Al sedert het begin van het schooljaar bleek uit de bijdragen uit de lettergilde van het Klein Seminarie dat de leerlingen in de ban waren geraakt van de Kerelsromantiek. Zij werden daartoe geïnspireerd door het kort daarvoor, in 1870 verschenen boek van Hendrik Conscience, De Kerels van Vlaanderen, waarin de strijd tussen Kerels, een fier zeemansvolk met als partijnaam Blauwvoeten, en Isengrims, voorgesteld als vreemde indringers, werd beschreven. Het wachtwoord van de Roeselaarse leerlingen "Vliegt de blauwvoet, storm op zee" was eveneens aan dit boek ontleend. In het bijzonder Albrecht Rodenbach, de dichter van de Roeselaarse poësisklas droeg bij tot de ontwikkeling van de blauwvoetsymboliek door de verwerking ervan in zijn liederen en gedichten. De tweede verscherpte versie van het Lied der Vlaamse Zonen (met als refrein "Vliegt de blauwvoet, storm op Zee") die hij na De Groote Stooringe schreef bleef tot in de jaren 1950 een van de meest gekende en mobiliserende liederen in de Vlaamse studentenbeweging en jeugdbeweging evenals trouwens in de hele V.B. 'De Blauwvoet' werd een veelgebruikte titel voor Vlaamsgezinde publicaties, in het bijzonder studententijdschriften. Het werd ook een geprefereerde naam voor nationalistische groeperingen en jeugdbewegingsvendels.
Conscience had zich voor zijn verhaal over de Kerels van Vlaanderen gebaseerd op het werk Histoire de Flandre van Joseph Kervyn de Lettenhove, dat op zijn beurt terugging op een historisch feit. In de 12de eeuw ontstond in Veurne een familietwist tussen Blauvoeten en Ingrekins. Deze onenigheid groeide uit tot een burgerstrijd en de familienamen werden scheldnamen. In tegenstelling met de beschrijving van Conscience, ging het om een strijd tussen burgers die alleen van Veurne afkomstig waren. De naam Ingrekin werd vervormd tot Isengrim, in dierenverhalen de roofzuchtige wolf, en uit Middelnederlandse liederen kon men afleiden dat de blauwvoet een soort zeeroofvogel was. In de loop van de eeuwen bleef voor sommigen deze laatste betekenis gelden, terwijl anderen onder wie Jakob Grimm, dachten dat de blauwvoet een vos was, naar analogie van de sage van Reinaert, waarin de vos, die zilvergrijze poten heeft, tegenover Isengrim de wolf staat. Conscience onderschreef de mening dat de blauwvoet een zeevogel was en verklaarde in voetnoot dat het om een visarend ging. Deze voorstelling werd door de Roeselaarse leerlingen overgenomen, hoewel in sommige artikelen van De Vlaamsche Vlagge ook de betekenis van vos bleef doorspelen. E. Kesteloot, die in 1960 een artikel aan het fenomeen wijdde, stelde dat de verklaring van Conscience, vanuit biologisch oogpunt niet aanvaardbaar was, omdat de visarend helemaal geen zeevogel is, maar een vogel die vist op meren en rivieren. Volgens Kesteloot maakt de jan-van-gent de meeste kans de eigenlijke zeeroofvogel te zijn die door de middeleeuwers van Veurne bedoeld werd, als zij van een blauwvoet spraken. Dit is inderdaad een majestueuze zeevogel met grijsblauwe poten, die naar het land vliegt, als het stormt op zee.
Na Rodenbachs dood werd de voorstelling van de blauwvoet als arend meer gestileerd, zodat deze op een zeemeeuw ging lijken. Met een dergelijke vogel wordt Rodenbach voorgesteld door het in 1909 voor hem te Roeselare opgerichte standbeeld van Jules Lagae. In het interbellum, met de ontwikkeling van het rechts-radicale Vlaams-nationalisme raakte evenwel opnieuw het beeld van de meer combattieve zeearend in trek, zoals onder meer blijkt uit de tekening van Jos Speybrouck op de omslag van het studententijdschrift van het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond De Blauwvoet.
Literatuur
L. Willems, 'Notes sur la querelle des Isengrins et des Blauwvoets', in Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, jg. 14 (1906), p. 253-285;
E. van Cappel, 'Kerels en Blauwvoeten', in Biekorf (1907), p. 157-166 en p. 205-212;
E. Kesteloot, 'De Blauwvoet in de vogelwereld', in Biekorf (1960), p. 167-168;
A. Viaene, 'De stormvogel Blauwvoet', in Biekorf (1960), p. 293-300.
Verwijzingen
zie: Jan Breidel, leger.