Albert I
(Brussel 8 april 1875 – Marche-les-Dames 17 februari 1934).
Toen Leopold II in 1909 stierf zonder zonen na te laten, werd zijn neef Albert, die reeds vanaf 1891, na het overlijden van zijn oudste broer Boudewijn op de troon werd voorbereid, derde koning der Belgen. Op 2 oktober 1900 huwde Albert Elisabeth van Beieren.
In tegenstelling tot zijn voorganger had Albert als koning een groter begrip voor de sociaal-democratische bewegingen. Ook voor de V.B. toonde hij grotere belangstelling. Zo was hij de eerste vorst die de grondwettelijke eed in beide landstalen uitsprak en die bij verschillende publieke gelegenheden in Vlaanderen het Nederlands gebruikte.
Het begin van Alberts koningschap moet gesitueerd worden in de context van een geradicaliseerde Waalse en V.B. Vooral na de Lettre au Roi van Jules Destrée (1912), waarin werd gepleit voor de bestuurlijke scheiding, nam de bezorgdheid van de koning om de eenheid van het land toe.
In deze vooroorlogse jaren was Albert een voorstander van de eentaligheid van Wallonië en de 'historische tweetaligheid' van Vlaanderen. Bijgevolg steunde hij de ontwikkeling van een volledig Nederlandstalig onderwijsnet in Vlaanderen, maar ijverde hij tevens voor het behoud van het bestaande Franse net. Hij zag in Vlaanderen een dominant eentalige cultuur met daarnaast de tweetalige Vlamingen als een verbindingsfactor. Vooral dat laatste werd hem door het geradicaliseerde deel van de V.B. niet in dank afgenomen. Nochtans was de koning bijvoorbeeld wel voor de regionale rekrutering in het leger, een eis van de V.B. die in 1913 bij de bespreking van de taalwet op het leger niet door de toenmalige regering-Charles de Broqueville ingewilligd werd.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog legde de koning de prioriteit bij het behoud van het geünifieerde front tegenover de Duitse bezetter en veroordeelde daarom elke interne oppositie, dus zeker ook de Frontbeweging. De benoeming van de autoritaire Armand de Ceuninck tot minister van oorlog (augustus 1917) kaderde in de bestrijding van deze Vlaamse agitatie. Niettemin drong hij bij de ministers aan op de strikte naleving van de taalwet op het leger van 1913. Het activisme in het bezette België wees hij zonder meer af.
De eerste jaren na de oorlog werd de Vlaamse zaak in het kader van de pragmatische nationale eenheid naar de achtergrond verschoven, maar Albert besefte dat de problematiek bleef bestaan. Hij hield vast aan zijn vooroorlogse opvatting omtrent de historische tweetaligheid van Vlaanderen, maar als realpolitiker besefte hij dat op termijn bijvoorbeeld de vernederlandsing van de Gentse universiteit onvermijdelijk was. Op het einde van de jaren 1920 steunde hij dan ook de uitvoering van het minimumprogramma. Als voorstander van de tweetaligheid in de instellingen, kwam hij in 1932 persoonlijk in conflict met de regering toen het artikel over tweetaligheid van hogere kaders geschrapt werd uit het wetsontwerp op het gebruik der talen in bestuurszaken. Onder zware druk van de koning kwam uiteindelijk het compromis van de taaladjuncten uit de bus (taalwetgeving).
Deze tekst is een korte samenvatting van wat gedetailleerder beschreven staat in het overzichtsartikel Monarchie (auteur: Herman van Goethem).
Literatuur
R. de Schryver, 'Koning Albert en de Vlaamse beweging', in Handelingen van het colloquium Koning Albert, 1976, p. 209-243;
J. Willequet, Albert I Koning der Belgen, 1979;
M.-R. Thielemans en E. Vandewoude, Le Roi Albert au travers de ses lettres inédites, 1882-1916, 1982;
L. Schepens, Koning Albert, Charles de Broqueville en de Vlaamse beweging tijdens de Eerste Wereldoorlog, 1983;
R. de Schryver, 'Koning Albert en Frans van Cauwelaert. Een briefwisseling rondom de vorming van de regering-Broqueville. December 1932', in Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, jg. 60 (1984), p. 475-487;
M.-R. Thielemans, Albert Ier. Carnets et correspondance de guerre 1914-1918, 1991;
L. Wils, 'Koning Albert I en het minimumprogramma', in WT, jg. 54, nr. 3 (1995), p. 167-172;
G. Deneckere, 'Lode Wils en Koning Albert', in WT, jg. 55, nr. 3 (1996), p. 181-196;
L. Wils, 'De taalpolitiek van Koning Albert I', in WT, jg. 55, nr. 3 (1966), p. 197-204.
Verwijzingen
zie: Guido Gezelle.