Verhaegen, baron Arthur
(Brussel 31 augustus 1847 – Elsene 11 september 1917).
Was de kleinzoon van Pierre-Théodore Verhaegen (1796-1862), vooraanstaand liberaal politicus, logemeester en voornaamste promotor van de Université libre de Bruxelles. Tijdens zijn middelbare studies aan het jezuïetencollege Saint-Michel te Brussel volgde Verhaegen twee jaar lang de basisleergang Nederlands, hierin aangespoord door zijn vader, de liberaal-katholiek en democratisch georiënteerde jurist Eugène Verhaegen (1820-1878). Die kennis van het Nederlands zou hij later aanwenden in zijn contacten met de volksklassen. Als briljant ingenieursstudent aan de Gentse universiteit kwam hij in contact met de ultramontaanse kringen rond de toonaangevende krant Le Bien Public en huwde niet toevallig met de jongste dochter van een van de tenoren, de Vlaamsvoelende notaris Jules Lammens. Hij engageerde zich in de ultramontaanse actie en stelde zich als ingenieur-architect ten dienste van Jean-Baptiste Béthune en diens Sint-Lucas-neogotiek.
Zoals meer ultramontanen was Verhaegen zich bewust van het belang van de binding van de volksklassen aan het kerkinstituut en de rol die de Vlaamse volkstaal en -cultuur konden spelen in het behoud van een christelijke samenleving. Op de sociaal-economische en politieke mutaties van de jaren 1880-1890 reageerde hij met de formule van een beheerste democratie en de ontwikkeling van een centrumgerichte samenleving, gebaseerd op christelijk-corporatieve beginselen. De katholieke partij moest in zijn ogen een standen- en centrumgerichte programmapartij worden. Daardoor raakten de daensisten geïsoleerd, maar dat leidde ook tot een scherp conflict met de conservatieve Charles Woeste. In dit kader van een beheerste christen-democratie moet zijn betrokkenheid bij de Oost-Vlaamse Landbouwersbond worden gesitueerd en stichtte hij met het oog op de organisatie van de ambachtslieden en kleine zelfstandigen een Gilde van Ambachten en Neringen. Verhaegen ging de geschiedenis vooral in als de vader der werklieden. Dit had te maken met zijn in 1891 gestichte Antisocialistische Werkliedenbond van Gent, een stedelijke federatie van katholieke volkswerken waarin de Algemene Bond van Werklieden en Burgers van Herman Ronse en Gustaaf Eylenbosch werd opgenomen. De flamingantische groep rond Ronse werd daarbij naar de achtergrond verdrongen. Zoals zijn schoonvader beperkte Verhaegens sympathie voor de V.B. zich tot haar culturele dimensie waarbij de volksklassen in hun eigen taal moesten worden benaderd. In deze sociaal-culturele en politiek-maatschappelijke context moet de lancering van de arbeiderskrant Het Volk (1891- ) worden gesitueerd.
Hoewel hij zich zijn leven lang sociaal inzette kreeg hij geen kijk op de achterliggende sociaal-maatschappelijke en emancipatorische dimensie van de V.B. Als politicus was hij eerst gemeenteraadslid van Merelbeke (1883-1892), provincieraadslid en bestendig afgevaardigde van Oost-Vlaanderen (1891 respectievelijk 1892-1900), en vanaf 1900 volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Gent-Eeklo. In 1896 werd hij voorzitter van de in 1891 door Joris Helleputte opgerichte Belgische Volksbond. Tijdens zijn voorzitterschap deemsterde de oorspronkelijke aandacht voor de Vlaamse zaak stilaan weg. In 1900 legde hij zijn eed als volksvertegenwoordiger wel in het Nederlands af. Verhaegen verdedigde een tweetalig onderwijsnet vanuit de taalkeuzevrijheid, wat in 1911 leidde tot het voorstel aan de Gentse en Luikse universiteiten Nederlandse colleges te organiseren. Hij wees een algemeen Nederlandse taal van de hand, omdat het protestantse Noorden dan een bedreiging zou vormen voor het katholieke België, en joeg daarmee de aanhangers van Lodewijk Scharpé en Willem de Vreese in het harnas. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog kreeg hij het in zijn kiesarrondissement moeilijk met de aan invloed winnende flaminganten maar ook in de Belgische Volksbond waar zijn voorzitterschap door flamingantische en meer ouvriëristisch ingestelde syndicale voormannen in vraag werd gesteld. Tijdens de oorlog werd de Belgisch-patriottisch ingestelde Verhaegen wegens zijn verzetsactiviteiten door de Duitse bezetter in 1915 veroordeeld tot twee jaar vestingstraf in Duitsland. Hij overleed in september 1917, negen weken na zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling, aan de gevolgen van die gevangenschap.
Werken
Les 50 dernières années de l'ancienne Université de Louvain (1740-1797). Essai historique, 1884;
Jules Lammens et les oeuvres catholiques. Esquisse biographique, 1909;
Vingt-cinq années d'Action sociale, 1911.
Literatuur
J. de Maeyer, Arthur Verhaegen (1847-1917): de rode baron, 1994.