Nederduitsche Bond
politieke vereniging te Antwerpen, die in het kader van de Meetingpartij tot belangrijke Vlaamse verwezenlijkingen kwam (1861-1914).
Sinds het liberaal congres van 1846 een verdere afbrokkeling van het unionisme had ingeluid, was het flamingantisme te Antwerpen niet meer in staat geweest om al zijn krachten te bundelen over de katholiek-liberale partijgrens heen. In het klimaat van toenadering tussen de radicaal-liberalen en de katholieken omstreeks 1860 werd dat opnieuw mogelijk. Omdat 'Vlaming' niet meer alleen betekende: voorstander van nationaliteit en volksverlichting, maar ook: democraat en antimilitarist, konden velen 'eerst Vlaming zijn' en pas daarna katholiek of liberaal.
Op 10 maart 1861 verenigden zich een 80-tal genodigden, waaronder al wie te Antwerpen naam had als Vlaamsgezinde, in een politieke Nederduitsche Bond, die oordeelde "zoo opeens met de staatspartijen niet te kunnen afbreken, en die groote beslissing tot later te moeten verschuiven". In afwachting daarvan trad hij op als een Vlaamse en democratische pressiegroep. Hij liet zich in met het saneren van het Nationael Tooneel. Ook organiseerde hij Letterkundige zittingen waarop zijn leden voordroegen uit eigen werk – zo herhaaldelijk Jan van Beers – of het woord voerden over allerlei onderwerpen. Het bestuur van twintig leden, dat door de algemene vergadering werd aangewezen, koos jaarlijks het bureau. Zo wilde en kon men vermijden dat één of enkele personen de leiding in handen kregen.
De gelegenheid tot een partijpolitiek optreden deed zich al in 1862 voor. De Kommissie der Krijgsdienstbaarheden, die de leiding nam over het Antwerps verzet tegen de regeringspolitiek (Meetingpartij), deed een beroep op de Nederduitsche Bond op gelijke voet met de gevestigde Liberale en Konservatieve Verenigingen, zulks ongetwijfeld omdat de verenigde flaminganten de enige groep vormden die Nederlandstalige redenaars kon leveren voor de meetings, en omdat ze bovendien als journalisten het grootste deel van de Antwerpse pers achter zich hadden. Van mei 1862 af begon de Bond zich te organiseren als een kiezersvereniging door een ruime ledenwerving en weldra door de organisatie van wijkafdelingen. In december 1862 forceerde hij een breuk tussen de Kommissie der Krijgsdienstbaarheden en de Liberale Vereniging zodat de Meetingpartij ontstond met de Kommissie als hoofdbestuur. Het was een coalitie van de Bond met de Konservatieve Vereeniging (de katholieke partij dus) en de afgescheurde radicaal-liberalen. Het is opvallend dat slechts twee bekende flaminganten deze koers niet konden volgen en de Liberale Vereniging bleven steunen, namelijk Hyppolite Langlois en Benedictus J. Mees. In feite werd hier een twintig jaar oude strijd hervat tussen de liberale partij en de V.B. te Antwerpen. In april 1864 verliet Jan van Rijswijck de Bond, hoewel hij verklaarde "de politieke werking van de Bond tot hier toe heel en al goed te keuren". Maar hij verweet aan de Meeting dat ze haar antimilitarisme niet tot het uiterste doordreef en sloot zich begin 1865 bij de doctrinair-liberale partij aan. Zijn heengaan, dat grotendeels uit zijn eigenzinnigheid en gebrek aan politieke zin verklaard moet worden, bleef een geïsoleerd geval, al was het mede door zijn antiklerikalisme geïnspireerd.
In de Meetingpartij, die gedurende tien jaar alle Antwerpse verkiezingen in de wacht zou slepen, kreeg de Bond van bij de aanvang een belangrijk deel van de mandaten toegewezen voor de gemeente- en de provincieraad en het parlement. Van 1866 af werd dat zelfs eenderde, zodat Jan J. de Laet, Lodewijk Gerrits en Edward Coremans samen in de Kamer van Volksvertegenwoordigers zetelden. Dat was veel meer dan in verhouding tot de electorale aanhang van de Bond. Maar de flaminganten zoals de radicalen waren onmisbare elementen in de nieuwe partij, al steunde die in hoofdzaak op de katholieke kiezers.
De Vlaamsgezindheid behoorde met het antimilitarisme tot het wezen zelf van de Meetingpartij, en zowel door de gemeente- als door de provincieraad werden van 1863 af vele maatregelen getroffen om aan de volkstaal een grotere plaats in te ruimen in de administratie en in het onderwijs. Maar in januari 1866 stelde Julius de Geyter, die tot dan toe zeer actief was geweest in het bestuur van de Bond, de tekorten terzake aan de kaak en in mei daaropvolgend nam hij ontslag. Nog in hetzelfde jaar stichtte hij de Liberale Vlaamsche Bond, die ging samenwerken met de Liberale Vereniging. Zijn beschuldigingen hadden inderdaad grond; het was waar dat de Bond zozeer was opgegaan in de veelomvattende Antwerpse beweging, zoveel had geofferd aan antimilitarisme, democratie, antiroyalisme enzovoort, dat hij de taalstrijd tot op zekere hoogte verwaarloosd had.
De Geyters uittreden gaf een spoorslag: een landdag werd samengeroepen, volksvertegenwoordiger De Laet diende in de Kamer een verslag in over de Vlaamse grieven, bij besluit van 27 augustus 1866 riep de gemeenteraad het Nederlands uit tot de enige officiële taal van Antwerpen. Tijdens de volgende jaren bleef de integrale toepassing van dit besluit een van de zorgenkinderen van de Bond, maar de vernederlandsing van het stadsbestuur was nog niet voltooid, toen op 1 juli 1872 de Verenigde Liberalen zegevierden in de gemeenteraadsverkiezingen en openlijk de herverfransing inzetten.
Het definitieve verlies van zijn machtspositie in het Antwerpse stadhuis ontnam aan de Bond veel van zijn werfkracht en van zijn uitstraling. De tijd van vergaderingen met 500 tot 600 aanwezige leden, "allemaal klerken van het stadhuis", zoals de tegenstanders beweerden, was voorbij, ook de morele steun die de Bond had ontvangen van Brusselse en Gentse liberale flaminganten. De Meetingpartij was, door de opname van Victor Jacobs in de katholieke regering in 1870, duidelijk ingeschakeld in de Belgische katholieke partij. De meeste radicaal-liberalen waren teruggekeerd naar de liberale partij en binnen de Meetingcoalitie verschoof het zwaartepunt hoe langer hoe meer naar de Konservatieve Vereeniging, die ook financieel veel sterker stond dan de Nederduitsche Bond.
Toch wist de Bond nog gedurende tientallen jaren een aantal vrijzinnige flaminganten aan zich te binden, omdat hij vasthield aan het beginsel dat hij liberalen en katholieken verenigde en omdat hij buiten het Antwerpse gemeentebestuur nog veel kon verwezenlijken. Op 11 juli 1872 riep de provincieraad het Nederlands uit tot enige officiële taal van het provinciebestuur. In 1873 en 1878 werden, op initiatief van de volksvertegenwoordigers van de Nederduitsche Bond Coremans en De Laet, de eerste taalwetten uitgevaardigd. In de jaren 1880 lanceerde de Bond opnieuw de Landdagbeweging, waaraan hij vrijzinnige flaminganten van Brussel en Gent kon doen deelnemen. In 1891 sloot hij zich wel aan bij het neutrale Nationaal Vlaamsch Verbond, maar niet bij de Vlaamsche Katholieke Landsbond: zo hield hij nog vast aan zijn niet-katholiek karakter.
In 1891 veroorzaakte de opvolging van de overleden volksvertegenwoordiger De Laet een ernstig incident. De Kommissie der Krijgsdienstbaarheden weigerde de kandidaat van de Bond, Jan I. de Beucker, omdat die als voorzitter van de Bond bij verschillende gelegenheden een te onafhankelijke houding had aangenomen tegenover de partij en de regering. De Bond was verplicht zich daarbij neer te leggen en Max Bausart te laten verkiezen. Dat incident was medeoorzaak van het optreden van een daensistische groep in Antwerpen van 1895 af. Die groep werd gesticht door voormannen uit de Nederduitsche Bond: De Beucker, Bausart en de jonge advocaten Adolf Pauwels, Emiel Schiltz en Hector Lebon. Ze bleven echter lid (of werden het spoedig opnieuw) van de Bond op wiens steun ze konden rekenen om als een zelfstandige groep binnen de Meetingpartij erkend te worden. Maar die erkenning viel hun slechts bij enkele verkiezingen te beurt. Zoals de Nederduitsche Bond in de jaren 1860 de meest democratische, antimilitaristische en anti-leopoldistische fractie van de Meetingpartij was geweest, zo steunde hij na 1894 niet alleen de daensistische groep, maar ook de arbeidersvertegenwoordiging binnen de partij (Daensistische Beweging).
De invoering van het algemeen meervoudig stemrecht bracht van 1894 af uit andere arrondissementen een groter aantal flaminganten in het parlement, zodat Antwerpen daar niet meer alléén de leiding had van de strijd om taalwetten met de oudere Coremans en Florimond Heuvelmans. Omstreeks 1910 herwon de Nederduitsche Bond zijn leidende positie met de volksvertegenwoordigers Adelfons Henderickx (1906), Frans van Cauwelaert (1910) en Alfons van de Perre (1912).
Na de Eerste Wereldoorlog verdween de Meetingpartij, die zich overleefd had, en met haar de Nederduitsche Bond. Het mag gezegd worden dat geen enkele andere lokale vereniging een even grote rol gespeeld heeft in de politieke V.B.
Literatuur
L. Wils, 'Tussen taalstrijd en arbeidersbeweging: de "onafhankelijke volkspartij"', in Bijdragen tot de geschiedenis inzonderheid van het oud hertogdom Brabant (1961), p. 147-184;
id., Het ontstaan van de Meetingpartij te Antwerpen en haar invloed op de Belgische politiek, 1963;
H. Landuyt, Het Daensisme in Antwerpen, 1973;
D. Luyckx, 'Adolf Pauwels (1864-1902) en de Vlaamse Volkspartij', in L. Wils (red.), Kopstukken van de Vlaamse beweging (Standen en Landen, LXXV, 1978), p. 107-275.
Verwijzingen
zie: Antwerpen-stad.