Klein Seminarie van Hoogstraten

Uit NEVB Online
Versie door ADVN (overleg | bijdragen) op 8 jan 2019 om 13:21 (1 versie geïmporteerd)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

School voor middelbaar onderwijs (tot in 1959 uitsluitend internaat en tot 1960 alleen Grieks-Latijnse humaniora) met voorbereidende afdeling, in 1835 opgericht om de in 1797 opgeheven Latijnse school te vervangen.

Aanvankelijk als college opgericht met het Nederlands als voertaal, met twee afdelingen (een Latijnse om kinderen voor te bereiden voor de seminaries en een burgerschool), werd de school reeds na het eerste schooljaar omgevormd tot Klein Seminarie en verdween het Nederlands als voertaal. In 1837 was de verfransing volledig. Het reglement verplichtte de leerlingen Frans of Latijn te spreken; Nederlands spreken werd even zwaar bestraft als slecht gedrag in de kapel. Drie weken na het begin van het schooljaar moesten de leerlingen hun gebeden in het Frans kennen. Zo bleef het tot in 1906. Slechts de sermoenen geschiedden in het Nederlands.

Prospectus, uitnodigingen, driemaandelijkse verslagen, rekeningen waren in het Frans opgesteld tot in 1891, daarna werden ze tweetalig tot in 1930, daarna werden ze eentalig Nederlands. Tot in 1906 bestond ook het signum linguae om tot Frans spreken te dwingen.

Reeds in 1872 (twee jaar voordat te Roeselare de blauwvoeterij ontstond) was er te Hoogstraten een Vlaamsgezinde kring. In 1880 werden De Vlaamsche Jongens opgericht met onder anderen August Laporta. De leden waren verplicht in de les "zuiver Vlaamsch" te spreken. Met Pasen 1881 liet Frans Drijvers, seminarist en oud- leerling van Hoogstraten (retorica 1877), De Student verschijnen. De eerste studentenbijdrage was van de hand van A. Dirk, schuilnaam van Edmond Drossaert, stichtend lid van De Vlaamsche Jongens. Tot in de 45ste en laatste jaargang (1930) vormen de bijdragen uit Hoogstraten een onafgebroken keten. Oud-leerling Laporta, de "biechtvader van de Vlaamsche studenten", bleef hoofdredacteur tot aan zijn dood in 1919 en kreeg, na Mgr. Karel Cruysberghs, als zijn tweede opvolger H. Willems, leraar aan het Klein Seminarie. In den beginne had De Student te Hoogstraten eenderde van zijn abonnees. In 1882 beklaagde Désiré Mercier als rector van de afdeling filosofie te Mechelen er zich over, dat de seminaristen uit Hoogstraten, al te Vlaamsgezind waren: het was de tijd van de latere monseigneurs Pieter-Jozef Sencie en Edward Luytgaerens.

Toen in 1885 in een les het Nederlands als "een beestentaal" werd gehoond, brak er een revolte uit, die slechts werd bedwongen door de belofte voortaan bij de prijsuitreiking ook Vlaamse boeken te geven. In het schooljaar 1887-1888 wisten de leerlingen, na een opstand, die dagenlang duurde, voor het Nederlands als leervak twee lesuren per week in plaats van een te verkrijgen. In 1888 en 1889 onderhielden leerlingen contacten met Eigen Taal Eigen Zeden.

Naast de Académie de littérature, door de overheid gesticht in 1883, richtten de leerlingen op eigen initiatief in 1887 een Vlaamsche Gilde op, die een kortstondig bestaan kende.

De Vlaamsche Keikop, die in 1891 het levenslicht zag, vond te Hoogstraten geestdriftige medewerkers en propagandisten.

Uit de jaren 1900-1910 staan er van de 420 medewerkers aan De Student 75 bekend als uit Hoogstraten afkomstig, waaronder ook leraren.

Tot september 1906 moesten zowel de leraren als de leerlingen onder elkaar Frans spreken. Slechts godsdienst en moedertaal werden in het Nederlands onderwezen. Bij de prijsuitdelingen werden een groot Frans toneelstuk en een korte Vlaamse klucht opgevoerd; vanaf 1898 wisselen een groot Nederlands en een Frans toneelstuk elkaar jaarlijks af. Ingevolge de onderrichtingen van de Belgische bisschoppen (Instructions) kwam er in 1906 een kentering: er werd in het Nederlands gebeden en het signum werd afgeschaft. Grieks en Latijn werden elke week drie dagen in het Frans en drie dagen in het Nederlands onderwezen. Deze regeling gold ook voor de omgangstaal.

Toen sprongen vooral de leraren Karel de Wals, Alfons de Boeck en Thaddeus Spaeninkx op de bres voor "Nederlandsch Taaleigen" en Algemeen Beschaafd Nederlands, dat zij zagen als een basis voor Vlaamse volksverheffing. De leerlingen van De Boeck en vooral van Spaeninkx werden propagandisten van die ideeën in studentenbonden en in het hoger onderwijs. Zij namen ook het initiatief om leerboeken voor Nederlandstalig onderwijs op de markt te brengen. Dankzij de rijke seminariebibliotheek zouden de volgende jaren op het Klein Seminarie heel wat leerboeken worden gemaakt voor Nederlands, klassieke talen enzovoort. Zo werd eveneens een reeks Nederlandse Schrijvers voor het Middelbaar Onderwijs opgezet.

In de jaren 1911-1914 leefde er een clandestiene V.B. onder leiding van Emiel Diels (+ 1953) en Remi Bosselaers, om van de leerlingen onderlegde en overtuigde flaminganten te maken. Middelen daartoe waren: 1/ de vorming van groepjes van zes tot zeven leerlingen uit de hoogste klassen die samen allerlei Vlaamse problemen bestudeerden en bespraken; 2/ het heimelijk verspreiden van Vlaamse lectuur, zoals Onze Beweging (2 dln.), Verhandelingen en Voordrachten van Frans van Cauwelaert, Overzicht van de Katholieke Nederlandsche Pers (Averbode). De oorlog van 1914 maakte een eind aan deze activiteiten.

Reeds in 1919 richtte het gezamenlijk lerarenkorps tot kardinaal Mercier een verzoekschrift waarin ze de volledige vernederlandsing van het middelbaar onderwijs vroegen. Deze kwam er pas in 1930-1932.

Vele leerlingen waren in het interbellum lid van het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond (AKVS), waarvan de lectuur, soms heimelijk, werd verspreid. In 1934 werd het lidmaatschap verboden, en belandden de AKVS'ers in de clandestiniteit. Een aantal leraars echter, zelf gevormd in de studentenbonden, trad niet op wanneer de leerlingen gouw- of landdagen bezochten. In hun vermaningen aan de leerlingen lieten sommigen duidelijk blijken dat zij van overheidswege moesten optreden. In deze sfeer werd in 1938 de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal opgericht, die zeker tot 1943 bestond. Het was een selecte groep leerlingen die regelmatig activiteiten organiseerde en zich situeert binnen het cultuur- flamingantisme zoals het reeds sedert het begin van de 20ste eeuw werd gepropageerd door leraars van het Klein Seminarie.

De Katholieke Studentenactie – Jong Vlaanderen (KSA), opgericht rond 1932, kwam aanvankelijk slechts moeizaam van de grond. Onder impuls van E.H. Jozef Ots (1912-1963) zou de KSA langzaamaan een aantal geestelijke en flamingantische stromingen en bewegingen op het Klein Seminarie verdrukken of incorporeren, zoals de Vlaamse Communiebond. De Eerste Wereldoorlog, de vernederlandsing en de politiek van E.H. Ots met de KSA namen alle flamingante agitatie weg. Na de Tweede Wereldoorlog waren de conflicten binnen het Klein Seminarie van Hoogstraten eerder van sociaal-politieke aard, niet meer van flamingantische.

Werken

Komaan (Driemaandelijks tijdschrift van het Klein Seminarie).

Literatuur

J. Lauwerys, Hoogstraten van 1835 tot 1935, 1935; 
G. Landuyt (ed.), 150 jaar Klein Seminarie te Hoogstraten, 1985.

Auteur(s)

Jozef Lauwerys; Guido Landuyt