IJzertoren
Vlaams gedenkteken in Diksmuide (Kaaskerke), in 1928-1929 opgericht als hulde aan de Vlaamse soldaten die sneuvelden aan het IJzerfront tijdens de Eerste Wereldoorlog. Gedynamiteerd op 16 maart 1946, herbouwd in 1952-1965. Sinds 1 januari 1987 erkend als Memoriaal van de Vlaamse Ontvoogding.
De idee voor de bouw van een monument ontstond reeds tijdens de Eerste Wereldoorlog, onder meer bij Frans van Cauwelaert. Joe English tekende in 1916 de symboliek van de toren: een groot kruis met rondom alle Heldenhuldezerken. Edward Clauw kreeg in 1924 van het IJzerbedevaartcomité de opdracht grond aan te kopen in Diksmuide-Kaaskerke. Na een architectenwedstrijd met 39 aanbiedingen bekroonde de jury op 31 juli 1925 het ontwerp van de Antwerpse architecten Robert en Frans van Averbeke. De bouw werd bespoedigd door incidenten ingevolge het door de overheid stukslaan van Heldenhuldezerken, nog tijdens de oorlog in februari 1918 in Oeren, en opnieuw in mei 1925. Een steunfonds werd opgericht en voorzitter Frans Daels zei tijdens de IJzerbedevaart van 1926 "dat de schamele zerk die men voor immer wou verbrijzelen vervangen zal worden door het onvergankelijke kruis". Het steunfonds werd gespijsd door individuele bijdragen en door allerlei nevenorganisaties. Ook 259 gemeentebesturen schonken in 1938 een toelage. De namen van de schenkers werden vermeld op een steen in de toren.
De openbare aanbesteding had plaats op 24 maart 1928. Er waren 16 inschrijvingen en de keuze ging naar de bouwfirma De Tandt Gebroeders uit Nederbrakel. De toren, die 30-35 meter hoog was gepland, werd 40 meter hoog aanbesteed. De Tandt vroeg hiervoor 709.308 frank maar een herberekening herleidde dit bedrag tot 665.308 frank. Maar naarmate de Vlaamse ergernis steeg, groeide ook de toren. Het werd uiteindelijk vijftig meter, wat de prijs op 800.000 frank bracht.
De werken begonnen in mei 1928. De betonnen constructie steunde op 85 betonnen pijlers van tien meter lengte. Daarop kwam een betonnen plaat van een meter dik, die het gevaarte zou dragen. Hierop metselde op 7 juli 1928 kapelaan Cyriel Verschaeve de eerste steen. Boven op de romp, veertig meter hoog, werd in juni 1929 de kruiskop gebouwd met het letterwoord AVV-VVK ("Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus"). Onderaan kwam in vier talen het opschrift "Nooit meer oorlog". Onder de draagplaat werd een crypte gebouwd met twaalf kelderkamers, waarvan er zeven werden ingericht als grafkamers voor de IJzersymbolen die er tijdens de bedevaart van 1932 werden bijgezet.
Op 12 oktober 1929 metselde mevrouw Daels-Vercouter de laatste steen. Tijdens de bedevaart in 1930 werd de toren ingewijd. Tijdens de drie volgende bedevaarten werden rond de toren de beelden geplaatst van Renaat de Rudder, English, de gebroeders Edward en Frans van Raemdonck, Lode de Boninge en Frans van der Linden. Ze waren gemaakt door beeldhouwer Karel Aubroeck.
Op 30 mei 1940 trof een Britse vliegtuigbom de IJzertoren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden in de crypte bedevaarten georganiseerd, wat voor bepaalde tegenstanders mede aanleiding was om de toren te dynamiteren. Op 16 juni 1945 was er een poging en op 16 maart 1946 was de toren herschapen in een ruïne. Het gerechtelijk onderzoek mondde in april 1948 uit in negen voorlopige aanhoudingen. In juni 1951 besliste de Kamer van Inbeschuldigingstelling twaalf verdachten buiten vervolging te stellen. Het hof van cassatie trad dit arrest bij.
In 1948 hernamen de IJzerbedevaarten rond de ruïne van de toren, waarop een AVV-VVK-kruis werd gemetseld met het vers van Verschaeve: "Hier liggen hun lijken als zaden in 't zand, hoop op den oogst, o Vlaanderland." In 1949 werd de IJzercrypte hersteld, werden de grafkamers overwelfd en werd, naar een ontwerp van Jan en Karel de Bondt, de Paxpoort gebouwd met het puin van de vernielde toren. Op de vier hoeken werden de beschadigde beelden van Aubroeck geplaatst. De Paxpoort, met binnenin zeven tentoonstellingskamers, werd tijdens de bedevaart in 1950 ingewijd in aanwezigheid van vijf Vlaamse ministers. Op de vooravond beloofde de CVP-regering een "ruime toelage" voor de heropbouw van de IJzertoren. Sindsdien was "Vlaanderen herbouwt zijn Toren" de spreuk die jarenlang honderden studenten van de bouwkampen motiveerde.
Op 9 februari 1952 besliste het IJzerbedevaartcomité de nieuwe toren te bouwen "in de vorm van de vroegere IJzertoren".
Daarmee kwam een einde aan diverse voorstellen, met onder meer een fantasierijk project van de Leuvense professor A. van Himbeeck. Het ontwerp van Robert van Averbeke, die ook de eerste toren ontwierp, werd goedgekeurd. In juni 1952 werd het werk aanbesteed aan acht bouwfirma's. De firma Lod. van der Kinderen uit Bazel-Waas voerde de funderingswerken uit voor 3.193.261 frank. Op 18 augustus 1952, net voor de 25ste IJzerbedevaart, werd op 150 meter van het puin van de oude IJzertoren de eerste pijler van de nieuwe IJzertoren geheid. Dat gebeurde in onderaanneming door de firma Vibro uit Brussel. Nog 230 palen met 60 ton draagkracht en 18 meter lengte volgden. Hierop kwam een betonplaat van anderhalve meter dik en met een doorsnede van 36 meter. In 1955 kwam de indrukwekkende betonnen constructie boven de grond uit en ging de bedevaart door onder het motto "Vlaanderen brengt stenen aan". Tijdens de bedevaart van 1958 onthulde het comité de viertalige opschriften "Nooit meer Oorlog" op het voetstuk van de toren, die reeds 26 meter hoog reikte. Tijdens de 11 november-herdenking in 1958 wijdde Mgr. Emiel de Smedt, bisschop van Brugge, de kapel in de nieuwe crypte in. Tijdens de 38ste IJzerbedevaart in 1965 werd de 84 meter hoge IJzertoren ingewijd. Duizenden Vlamingen, verenigingen en gemeentebesturen hadden bijgedragen om, naast de staatstoelage van 15 miljoen, nog eens zoveel bijeen te brengen.
Op 16 december 1986 diende CVP-volksvertegenwoordigster Jozefa de Loore-Raeymaekers in de Vlaamse Raad het voorstel van decreet in "houdende uitroeping van het IJzermonument en het omringende domein te Diksmuide tot Memoriaal van de Vlaamse Gedachte". Op 23 december werd het decreet van het Memoriaal van de Vlaamse Ontvoogding goedgekeurd, zonder steun van de Socialistische Partij en de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang. Zij achtten de christelijke inslag van het monument niet representatief voor de hele Vlaamse gemeenschap. Het decreet verscheen op 14 februari 1987 in het Belgisch Staatsblad. Het houdt ook een jaarlijkse toelage van een miljoen in voor het onderhoud en de instandhouding van het IJzermonument.
Op 10 november 1992 ondertekende minister Johan Sauwens het ministerieel besluit dat het IJzertorencomplex met Paxpoort, de restanten van de oude toren met crypte en de nieuwe toren beschermt als monument en de omgeving als dorpsgezicht. Op 10 juni 1994 startte de restauratie van de IJzertoren, de Paxpoort en de ruïnes en crypte van de oude toren. De werken waren begroot op 63 miljoen maar kostten 80 miljoen.
Literatuur
F. van Cauwelaert, 'Op den IJzer', in Ons Leven, oorlogsnummer 1914-1915-1916;
Het Geding van de IJzertoren, 1952;
E. Balduck, Diksmuide, onze trots en onze schande, 1968;
W. Moons, Het Taboe van Vlaanderen. 40 Jaar na de Aanslag, 1986;
F. Becuwe en L. de Lentdecker, Van IJzerfront tot Zelfbestuur, 1993.