Gudrun (tijdschrift)
symbool en tijdschrift (1919-1942; 1952-1965) van de Vlaamse meisjes- en vrouwenbeweging.
Gudrun is de hoofdfiguur uit het gelijknamige toneelstuk van Albrecht Rodenbach, ontleend aan de Noord-Germaanse sagenwereld, zinnebeeld van de standvastige vrouwelijke trouw aan de volksaard en aan Vlaanderen. Na Rodenbach hebben vooral in de jaren 1920 Lodewijk Dosfel en Cyriel Verschaeve de Gudrun-figuur als oriëntatiepunt voor de meisjesbeweging in het licht gesteld en ze is een symbool gebleven voor de Vlaams-nationalistische meisjes en vrouwen tot in de jaren 1960, zodat Gudrun de titel werd van het tijdschrift van meisjesbeweging. Het besluit tot uitgave ervan werd op 27 april 1919 genomen ten huize van Maria Brughmans op een door haar belegde vergadering met Julia Putman en drukker-uitgever Joris Lannoo. Op de 11 juli-viering in Kortrijk in 1919 werden 49 abonnementen geplaatst. Het eerste nummer, gedrukt bij Uitgeverij Lannoo in Tielt, verscheen in oktober 1919 op 800 exemplaren met op de voorpagina een tekening van Jos Speybrouck. Het blad met de aanvankelijke ondertitel "Tijdschrift voor Katholieke Vlaamsche Vrouwen – Orgaan der Kath. Vl. Meisjesbeweging" wilde de diverse meisjesbonden overkoepelen en een vormingsinstrument zijn voor studerende meisjes, met artikels over Vlaanderen, zelfvorming, godsdienst en veel bondsnieuws. Het verscheen eerst om de drie maanden, en stond van 1920 tot 1926 onder hoofdredactie van Putman. Toen nam Angela Tysmans het roer over en bleef aan het hoofd van de redactie tot 1942. Vanaf 1927-1928 werd het een maandblad en vanaf 1928-1929 kreeg het een nieuwe ondertitel "Orgaan van de Vlaamschen Landsbond voor Roomsch Katholieke Vrouwen en Meisjes" die in 1936-1937 nogmaals werd gewijzigd in "Orgaan van den Dietschen Bond voor vrouwen en meisjes".
Na de oorlog herbegon Aleide Andries vanaf 1952 de uitgave van Gudrun, met de ondertitel "Tijdschrift (vanaf 1953: Maandschrift; vanaf 1954 Tweemaandelijks tijdschrift) van de Dietsche meisjesbond 'Ik Dien'". Het naoorlogse blad had een oplage van circa 300 exemplaren en werd gedrukt bij Vonksteen (Langemark). In 1961-1962 werd Hedwig Wouters verantwoordelijk voor het blad al in 1962-1963 opgevolgd door Bernadet Libbrecht, die in 1965 hulp kreeg van Goedroen Debroey. De publicatie van het blad werd stopgezet toen "Ik Dien" in 1964 toetrad tot de Blauwvoetfederatie en het algemeen ledenblad Open overnam.
Op Vlaams gebied was er tussen 1919 en 1926 onder de stuwing van Putman een radicalisering, via pleidooien voor de vernederlandsing van Gent (onderwijs), amnestie en Vlaams-nationalisme, wat uitliep op een Vlaams-nationalistische programmaverklaring in 1925. In de volgende jaren tot 1928 was er een inzinking in de beweging die ook in het tijdschrift merkbaar was, zowel in de geringere informatie over plaatselijke werking als in het schaarser worden van Vlaamsgezinde bijdragen. De Bormsverkiezing bracht een kentering en vanaf 1928-1929 groeide het anti-belgicisme, de pleidooien voor "Vlaanderens zelfstandigheid" en voor Groot-Nederlandse toenadering. In de beginjaren 1930 bleef het blad anti-Belgisch, kantte het zich tegen taalwetgeving en federalisme en koos uitsluitend voor Dietsland. Protest tegen de antihouding van kerkelijke autoriteiten tegenover Vlaams-nationalistische verenigingen liet het blad gepaard gaan met een beklemtoning van zijn katholicisme, al verdween het epitheton 'katholiek' vanaf 1937 uit de titel. In de zomer van 1938 bevestigde het tijdschrift dat de beweging waarvan het de spreekbuis was op "zuiver volks-nationale grondslag" stond, weliswaar "doordrongen van de christelijke levensbeginselen", maar "onderscheiden van elke godsdienstige, sociale of partijorganisatie". Het kernpunt van zijn ideologische opstelling was op het einde van de jaren 1930 het christelijke volkse beginsel, wat impliceerde "de realisatie van een Dietse volksstaat", die alle Nederlandstalige volksgenoten moet omvatten die dezelfde raciale basisstructuur hebben, de verwerping van "liberalisme met zijn uitvloeisels democratie en communisme" en de vernietiging van België. Het blad werd toen met De Blauwvoet en Dietbrand de spreekbuis van de Volksdietse stroming tussen het Vlaamsch Nationaal Verbond en het Verdinaso van na de Nieuwe Marsrichting.
Tegelijk bleef het een vormingstijdschrift dat zijn lezers de eigen taak voorhield van de 'Vlaamse' later de 'Germaanse' vrouw: "een wijze huisvrouw te zijn die alle leden van de Vlaamse familie samenbindt tot een bloeiend gezin, een levende gemeenschap, een afgeronde op zichzelf staande Vlaamse wereld" (jg. 13 nr. 4, p. 105-115.). Van 1940 tot 1942 wijdde het blad aandacht aan eigen bewegingsnieuws, boekbesprekingen van voornamelijk 'volkse' werken en artikels over grote Dietse figuren. De inhoud van het naoorlogse tijdschrift bestond vooral uit verslagen van plaatselijke groepen en mededelingen van de bewegingsleiding, maar omvatte ook religieuze bezinning (katholiek en Diets gingen samen) en artikels over grote nationale figuren. Anti-belgicisme, radicaal Vlaams- nationalisme in Heel-Nederlands (Volksdiets) perspectief, verwijzingen naar Europa, maar behalve stellingname tegen repressie en voor amnestie en afwijzing van politieke partijen "die een organisch volk alsmaar verdelen", verscheen er geen commentaar op de binnen- of buitenlandse politieke actualiteit. Het vrouwbeeld bleef ook in de naoorlogse periode antifeministisch: de vrouw moest het hart zijn van het gezin: huisvrouw en moeder, zichzelf wegcijferend ten dienste van allen.
Literatuur
J. Dierckx, 'De Vlaamse meisjesbond. Een beknopt historisch overzicht', in Dietsland Europa (november 1970), p. 8-16;
H. Verbanck, De Katholieke Vlaamse meisjesbeweging. Van cultureel vormingsideaal tot politiek bewustzijn. 1913-1925, KUL, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1975;
Verschaeve en de Vlaamse meisjesbeweging. Collquiumnummer Verschaeviana (1983);
G. Raeymaekers, Geschiedenis van de katholieke Vlaamse meisjesbeweging. 1926-1940, KUL, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1986;
G. Malfait, De sterke vrouw van Vlaanderen. De Dietse meisjesbond "Ik Dien" en haar tijdschrift Gudrun. 1944-1965, KUL, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1991.