Duclos, Adolf J.

Uit NEVB Online
Versie door ADVN (overleg | bijdragen) op 8 jan 2019 om 18:48 (1 versie geïmporteerd)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

(Brugge 31 augustus 1841 – Brugge 6 maart 1925).

Was de oudste zoon van de medestichter van de Union constitutionelle conservatrice in Brugge en van de kleindochter en dochter van de stichters van het Vaderlandsch Dagblad, later De Gazette van Brugge genoemd.

In de retorica van het Sint-Lodewijkscollege te Brugge kreeg Duclos les van Leonardus L. de Bo, die zijn aandacht voor de Vlaamse taal- en cultuurbeweging stimuleerde. Die aandacht groeide nog toen hij tijdens zijn priesterstudies in contact kwam met Guido Gezelle.

Na zijn priesterwijding in 1865 werd Duclos in Torhout aangesteld als leraar en surveillant van de Bisschoppelijke Normaalschool. In 1868 keerde hij terug naar Brugge als bewaarder der Heilige Relikwieën, maar moest in november 1889 weer vertrekken als pastoor van Pervijze en vanaf juli 1897 van Ieper. In 1903 keerde hij definitief terug naar zijn geboortestad waar hij titulair kanunnik werd van de Sint- Salvatorskathedraal; hij werd tevens briefwisselend lid van de Koninklijke Commissie voor Monumenten (1904), econoom-opziener van de bisschoppelijke onderwijsgestichten (1910) en kanunnik- cantor (1911).

Duclos was een uiterst actief man. Hij behoorde tot de generatie van overtuigde neogotici en onderhield in Brugge contacten met onder anderen James Weale, John Sutton en Jean-Baptiste Béthune. Deze neogotische beweging had banden met het ultramontanisme, dat streefde naar een herstel en revalorisering van de middeleeuwse christelijke maatschappij. De Gilde van Sint-Thomas en Sint-Lucas kon hem onder zijn actieve leden rekenen. Als geboren en getogen Bruggeling zou hij steeds het herstel en behoud van het historische Brugge bepleiten.

Naast een actief neogotisch propagandist was Declos, in het spoor van De Bo en Gezelle, een overtuigde voorvechter van de Vlaamse taal en cultuur. Hij zette zich in voor de herleving van oude feesten en processies (bijvoorbeeld de jubelprocessie in Veurne in 1870, de Guldensporenstoet in Brugge in 1887 en de afgelaste manifestatie ter gelegenheid van de 600ste verjaardag van de Guldensporenslag in Kortrijk), het bekendmaken van Brugge bij het grote publiek door het publiceren van de eerste stadsgidsen, en de vernederlandsing van straatnamen en gemeenteraadsvergaderingen. In 1903 richtte hij de Brugse afdeling van het Davidsfonds op en later ook nog die van Pervijze en Ieper.

Duclos heeft echter vooral naam gemaakt als een onverzoenlijke taalparticularist en tegenstander van een algemeen Nederlandse taal. Daarom bracht hij Gezelle in contact met de Friese taalgeleerde Johan Winkler. Als hoofdredacteur bracht hij het in 1865 door Gezelle en Weale gestichte blad Rond den Heerd tot hernieuwde bloei, en hij zou het laten uitgroeien tot het officiële orgaan van Davidsfonds Brugge. Duclos werd voorzitter van de in 1874 opgerichte Gilde van Sinte Luitgaarde.

Gedurende bijna twintig jaar stond Duclos in Rond den Heerd en daarbuiten op de bres voor het West-Vlaamse dialect en het taalparticularisme. Hierdoor betoonde hij zich een fel tegenstander van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, die de grondslag probeerde te leggen voor een gemeenschappelijke Nederlandse taal voor Vlaanderen en Nederland. Duclos vreesde dat door een algemene Nederlandse taal het protestantisme in België zou kunnen binnendringen. Daarmee stond hij op één lijn met andere oud- ultramontanen als Arthur Verhaegen. Zijn onwrikbare standpunt en te grote zelfverzekerdheid zorgden ervoor dat er wrijvingen ontstonden met Gezelle en de andere West-Vlamingen, en als gevolg daarvan daalde Duclos' prestige. Het opmerkelijke is wel dat het hoofdwerk van de flamingantische veelschrijver Duclos, Bruges. Histoire et Souvenirs, in het Frans is gesteld.

Werken

Tillo de Saks. Eene Westvlaamsche vertelling, 1871; 
De oude kuste van Vlaanderen, 1871; 
Jan Breidel en Pieter De Coninck, 1877; 
Onze helden van 1302, 1880; 
Reyvaart of de wraak van den Tempelier. Vaderlandsche tafereelen 1319-1322, 1881; 
L'art des façades à Bruges, 1902; 
Bruges. Histoire et Souvenirs, 1910; 
Bruges en un jour, 192018; 
Two days in Bruges, 19235.

Literatuur

F. Bonneure, Adolf Duclos: driftig en behoudsgezind, 1993; 
J. de Maeyer (red.), De Sint- Lucasscholen en de neogotiek, 1862-1914, 1988; 
H.J. Elias, Geschiedenis van de Vlaamse Gedachte, IV, 19712; 
W. Rombauts, De Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (1886-1914), I, 1979. 

Auteur(s)

Jan de Maeyer