Dietsch Studentenverbond (DSV)
studentenorganisatie (1922-1941).
De studentenafdeling van het neutrale Algemeen-Nederlands Verbond en het overkoepelende Algemeen Nederlandsch Studentenverbond voldeden niet aan de Groot-Nederlandse politieke idealen van vele studenten. Naar analogie van De Dietsche Bond werd in juli 1922 het DSV te Utrecht opgericht door Leendert van Soest en A.E. Hoffmann. Reeds het volgende jaar werden nauwe banden aangeknoopt met het Algemeen Vlaamsch Hoogstudentenverbond (AVHV). Tot 1940 zouden deze organisaties het studentencontact in Groot-Nederlandse zin onderhouden. Er waren ook contacten met de tijdschriften Vlaanderen en Jong Dietschland; tijdelijk bestond als eigen orgaan het tijdschrift Dietsche Orde en Schouw (1933-1934).
Een man als Wies Moens genoot groot gezag in deze kringen. In Nederland waren belangrijke leden Jan Broekman, Johann Hülsmann, Willem Goedhuys, Hendrik van der Wielen en Hendrik Brugmans. Tegen 1930 telde het verbond in Noord en Zuid ongeveer 2000 leden. In Nederland waren in de jaren 1920 aan vrijwel alle universiteiten en hogescholen bloeiende afdelingen. Behalve een bijna jaarlijkse reeks studentencongressen werden studiedagen gehouden (Dietsche Academische Leergangen, en Delta-conferenties) en reizen naar Vlaanderen georganiseerd.
Het fervente groot-neerlandisme wekte nog al eens het misnoegen van linkse groepen. Vanwege zowel de Nederlandse als Belgische autoriteiten was er ook bezorgdheid.
In de jaren 1930 helden veel leden van het DSV over naar fascisme en nationaal-socialisme. Er waren in 1932 te Rostock contacten met Duitse studenten gelegd. Kritische en democratische geluiden werden overstemd. Veel leden gingen over naar Verdinaso en de Jong Nederlandsche Gemeenschap. Zowel in Nederland als in Vlaanderen groeide onderling wantrouwen door de politieke radicalisering. In Nederland gebeurde dit door de opkomst van het Dinaso, in Vlaanderen viel het AVHV uiteen doordat in Gent Reimond Tollenaere en de zijnen in het programma van het AVHV een onmiddellijke politieke hereniging van de Nederlanden opgenomen wensten te zien, terwijl de Leuvenaren ruimte wilden laten voor een federalisering binnen de Belgische staat, als een voorstadium van een politiek Groot-Nederland. Het Verbond kwijnde na deze ruzies in 1932-1933. De congressen slaagden na 1934 nauwelijks meer. Bovendien waren in Noord en Zuid in de jaren 1930 de studenten ook meer op religieuze en nationale vraagstukken gericht, waarbij ten aanzien van fascisme en nationaal-socialisme kritische standpunten ingenomen werden. Pogingen om met hulp van oud-DSV'ers het DSV weer te activeren slaagden vanwege de bovengenoemde perikelen maar ten dele. In 1937 nam daartoe een aantal oud-leden het initiatief. Tot hen behoorden Van der Wielen, Van Soest, Broekman en zijn echtgenote, Goedhuys, G.W. Haas en J.H. Gonggrijp. Zij organiseerden een aantal zomerkampen, waar ook Vlaamse studenten welkom waren (1937 Cadzand in Zeeuws-Vlaanderen; 1938 Herentals; 1939 Zundert in Noord-Brabant). Het kamp dat voor juli 1941 te Oisterwijk (Noord-Brabant) voorzien was, ging niet door. In juni 1941 werd het DSV, zoals trouwens alle Dietse organisaties in Nederland, door de Duitse bezetters verboden.
Literatuur
A. Vermeulen, 'De Dietsche Studentenbeweging', in Voor-1830-Na, 1930;
A.W. Willemsen, Het Vlaams-nationalisme. De geschiedenis van de jaren 1914-1940, 1969;
L. Buning, 'De wordingsgeschiedenis van het Dietsch Studenten Verbond', in WT, jg. 38, nr. 1 (1979), kol. 23-36;
L. Vos, 'De Dietse Studentenbeweging 1919-1940', in Acta Colloquium over de geschiedenis van de Belgisch-Nederlandse betrekkingen tussen 1815 en 1945, 1982, p. 451-495;
P. van Hees, 'De Groot-Nederlandse Beweging in 1940-1941 en het optreden van Jan Christiaan Kist', in WT, jg. 48, nr. 4 (1989), p. 226-239 en jg. 49, nr. 1 (1990), p. 1-19;
id., '"Dietsche Orde" (1932-1933) en "Schouw" (1933-1934). Twee tijdschriften van het Dietsch Studentenverbond en het Algemeen Vlaamsch Hoogstudentenverbond', in WT, jg. 54, nr. 3 (1995), p. 151-165.