De Potter, Frans
(Gent 4 januari 1834 – Gent 15 augustus 1904).
Genoot alleen lager onderwijs. In 1856 werd De Potter redacteur bij De Beurzen-Courant en daarna hoofdredacteur bij De Nieuwe Beurzen-Courant (1870-1871) en Het Fondsenblad (1871-1878). Hij was een geducht polemist en anti-liberaal. Dat verklaart ook waarom hij in 1878 zonder enige reden door de liberale regering werd afgezet als adjunct- conservator van het Gentse rijksarchief, waar hij pas een jaar eerder benoemd was. De Potter werd door de liberalen trouwens als een overloper beschouwd. In 1861 was hij nog lid van het Vlaamsch Liberaal Komiteit, een afdeling van de actiegroep van het Vlaamsch Verbond, maar in 1872 was hij kandidaat voor de katholieken bij de gemeenteraadsverkiezingen in Gent.
Op 24 december 1874 publiceerde hij in Het Fondsenblad een oproep om tegenover het liberaal geworden Willemsfonds een katholiek fonds op te richten, waarvoor hij zelf reeds een naam had bedacht: het Davidsfonds, verwijzend naar kanunnik Jan-Baptist David. Hoewel hij niet aanwezig was op de stichtingsvergadering en al evenmin behoorde tot het eerste bestuur, gaf hij via verschillende artikelen in Het Fondsenblad de definitieve stoot tot de stichting in januari 1875 en daarna hielp hij het fonds door de moeilijke beginjaren. De Potter was wel betrokken bij de stichting en het bestuur van de Gentse afdeling, die hij graag tot hoofdzetel had gemaakt. Om de afdelingen dichter bij elkaar te brengen begon hij in 1878 met het tijdschrift De Vlaamsche Wacht. Het gaf een overzicht van de verschillende activiteiten die in de diverse afdelingen werden gehouden, zonder dat er een duidelijk anti-liberale ondertoon in terug te vinden is. In datzelfde jaar werd hij secretaris- generaal van het Davidsfonds en in 1885 ook voorzitter van de Gentse afdeling, functies die hij tot zijn dood zou blijven bekleden.
De Potter bleek al snel meer bekommerd te zijn om wetten en structuren dan om de persoonlijke vorming van de leden tot mensen die hun Vlaamse idealen in alle omstandigheden trouw bleven. Hij drukte dan ook veeleer een conservatieve stempel op het Davidsfonds. Dat conservatisme uitte zich later overigens ook binnen de katholieke partij, waar hij resoluut de christen- democratische strekking afwees. Zijn tijdschrift werd ondertussen wel met de jaren meer en meer militant flamingantisch. In 1886 staakte hij echter de publicatie ervan, zogenaamd om gezondheidsredenen. Op datzelfde ogenblik nam een ander tijdschrift, waarvan hij redactielid werd, de fakkel over: Het Belfort. Toch zou vanaf 1888 het ledenaantal van het Davidsfonds stelselmatig verminderen.
De Potter werd in datzelfde jaar een van de eerste leden en al vrij snel vast secretaris van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Dat blijkt ook de eigenlijke reden te zijn waarom hij de publicatie van zijn tijdschrift had stopgezet. In hoeverre hij zelf betrokken was bij de oprichting van de Academie is moeilijk te achterhalen. Zijn samenwerking met senator Jules Lammens, medestichter van het uiterst conservatieve Le Bien Public, zou er mogelijk iets mee te maken kunnen hebben. Zijn benoeming tot vast secretaris zou een soort eerherstel vanwege de katholieken geweest zijn. Hij richtte de Academie op wat hij beschouwde als de actuele noden van de V.B.: erkenning van het Vlaamse geestesleven in binnen- en buitenland, uitbouw van het Nederlands als volwaardige taal, voornamelijk op wetenschappelijk vlak en de bestudering van andere nationalistische bewegingen. Zijn interesse was vooral bio- en bibliografisch. De Potter was trouwens zelf ook een zeer vruchtbaar schrijver. Hij werkte mee aan 28 periodieken, publiceerde meer dan 200 geschriften, na 1877 uitsluitend van historische aard, vooral over Vlaamse gemeenten. Zijn publicaties waren over het algemeen vrij grondig, maar toch is zijn gebrek aan wetenschappelijke onderlegdheid heel vaak zichtbaar.
De Potter ijverde voor de taalwetten van 1873, 1878 en 1883 en toonde zich een duidelijk voorstander van de vernederlandsing van het katholiek onderwijs. De realisaties van de V.B. moesten volgens hem binnen het Belgisch bestel gebeuren. Een Groot-Nederlands accent was niet altijd ver weg, maar hield echter niet veel meer in dan een zekere culturele toenadering en samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland.
Literatuur
J.P. Lissens, 'Het aandeel van Frans de Potter in het ontstaan van het Davidsfonds', in WT, jg. 34, nr. 6 (1975), p. 289-300;
J. Verschaeren, 'Potter, Frans de', in NBW, XIV, 1992.
Verwijzingen
zie: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (1, eerste rechts vooraan).