Béthune, baron Jean-Baptiste E. (de 1904)

Uit NEVB Online
Versie door ADVN (overleg | bijdragen) op 8 jan 2019 om 17:13 (1 versie geïmporteerd)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

(Brugge 25 januari 1853 – Heestert 20 maart 1907).

Bouwde na zijn opleiding tot jurist aan de Leuvense universiteit (1875) een politieke en bestuurlijke carrière uit als burgemeester van Oostrozebeke (1879-1885), provincieraadslid (1878-1903), lid van de Bestendige Deputatie (1892-1903) en gouverneur van de provincie West-Vlaanderen (1903-1907). Daarnaast was hij in het spoor van zijn vader, de neogotische architect Jean-Baptist Béthune, een actief en verdienstelijk kunsthistoricus, als (hoofdzakelijk Franstalig) publicist, als lid van talrijke commissies voor momumentenzorg, archeologie en geschiedenis, en als initiatiefnemer van de tentoonstellingen te Brugge van de Vlaamse primitieven (in 1902) en van het Gulden Vlies (in 1907).

Onder impuls van Guido Gezelle publiceerde baron Béthune onder het pseudoniem van Jan Bruggeman in Rond den Heerd vanaf 1868 een reeks Nederlandstalige bijdragen en korte mededelingen op het gebied van de kunstgeschiedenis en de wapenkunde. Op een internationaal bibliografisch congres te Parijs in april 1888 hield hij op aandringen van Frans de Potter een lezing over La Littérature flamande en Belgique durant la période 1877-1886, gepubliceerd in Magasin littéraire et scientifique (1888) en in vrije vertaling in Het Belfort (1888). Reeds in 1887 ondernam Gezelle pogingen om zijn vriend als briefwisselend lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde te laten benoemen, maar hij werd pas in 1904 werkend lid en in 1905 lid van de Bestendige Commissie van Middelnederlandse taal- en letterkunde in de schoot van die Academie. In 1903 ontwierp Béthune het neogotische praalgraf van Gezelle.

Literatuur

L. Schepens, De Provincieraad van West-Vlaanderen 1836-1921, 1976.

Auteur(s)

Piet Couttenier